Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. uitwegen:


Dutch

Detailed Translations for uitwegen from Dutch to English

uitwegen:

uitwegen [de ~] noun, plural

  1. de uitwegen (uitgangen)
    the outlets; the egresses; the exits; the ways out; the gates

uitwegen verb

  1. uitwegen (afwegen)
    to weigh out
    • weigh out verb (weighs out, weighed out, weighing out)

Translation Matrix for uitwegen:

NounRelated TranslationsOther Translations
egresses uitgangen; uitwegen
exits uitgangen; uitwegen
gates uitgangen; uitwegen
outlets uitgangen; uitwegen
ways out uitgangen; uitwegen
VerbRelated TranslationsOther Translations
weigh out afwegen; uitwegen