Dutch
Detailed Translations for vastgesteld from Dutch to English
vastgesteld:
-
vastgesteld (definitief; vaststaand; permanent)
Translation Matrix for vastgesteld:
Noun | Related Translations | Other Translations |
final | einde; eindstrijd; finale | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
definite | definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand | geprononceerd; markant; onafwendbaar; ondubbelzinnig; onherroepelijk; onmiskenbaar; onontkoombaar; onvermijdelijk; uitgesproken |
established | definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand | gevestigd; gezeten; metterwoon |
final | definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand | absoluut; achterste; beslissend; definitief; definitieve; doorslaggevend; finaal; laatste; onverandelijk; onvoorwaardelijk; permanent; pertinent; ten enenmale; terminaal; uiteindelijk; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; voorgoed; zeker |
Related Words for "vastgesteld":
vaststellen:
-
vaststellen (determineren; bepalen)
-
vaststellen (constateren)
Conjugations for vaststellen:
o.t.t.
- stel vast
- stelt vast
- stelt vast
- stellen vast
- stellen vast
- stellen vast
o.v.t.
- stelde vast
- stelde vast
- stelde vast
- stelden vast
- stelden vast
- stelden vast
v.t.t.
- heb vastgesteld
- hebt vastgesteld
- heeft vastgesteld
- hebben vastgesteld
- hebben vastgesteld
- hebben vastgesteld
v.v.t.
- had vastgesteld
- had vastgesteld
- had vastgesteld
- hadden vastgesteld
- hadden vastgesteld
- hadden vastgesteld
o.t.t.t.
- zal vaststellen
- zult vaststellen
- zal vaststellen
- zullen vaststellen
- zullen vaststellen
- zullen vaststellen
o.v.t.t.
- zou vaststellen
- zou vaststellen
- zou vaststellen
- zouden vaststellen
- zouden vaststellen
- zouden vaststellen
en verder
- ben vastgesteld
- bent vastgesteld
- is vastgesteld
- zijn vastgesteld
- zijn vastgesteld
- zijn vastgesteld
diversen
- stel vast!
- stelt vast!
- vastgesteld
- vaststellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vaststellen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
determine | bepalen; vaststellen | bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven |
Verb | Related Translations | Other Translations |
ascertain | constateren; vaststellen | vergewissen |
determine | bepalen; determineren; vaststellen | bepalen; bestemmen; definiëren; omschrijven |
establish | bepalen; constateren; determineren; vaststellen | aanstellen; benoemen; bouwen; construeren; installeren; instellen; invoeren; koloniseren; oprichten; optrekken; overeindzetten; settelen; stichten; vestigen |
identify | bepalen; constateren; determineren; vaststellen | bestemmen; herkennen; identificeren; identiteit vaststellen; legitimeren; vereenzelvigen |
- | bepalen; beslissen; besluiten; constateren; uitmaken |
Synonyms for "vaststellen":
Related Definitions for "vaststellen":
Wiktionary Translations for vaststellen:
vaststellen
Cross Translation:
verb
vaststellen
-
bevestigen dat iets zo is.
- vaststellen → confirm
verb
-
To prove and cause to be accepted as true; to establish a fact; to demonstrate
-
to set the limits of
-
find out; discover or establish
-
to constitute; to ordain; to prescribe; to fix the time and place of
-
to prearrange unalterably
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vaststellen | → notice | ↔ constater — vx|fr Rendre évident. |
• vaststellen | → fix; affix; attach; determine; fasten; secure; set; stick; appoint; define; allot | ↔ fixer — attacher, affermir, rendre immobile, maintenir en place. |