Dutch
Detailed Translations for vastsneeuwen from Dutch to English
vastsneeuwen:
-
vastsneeuwen (insneeuwen)
Conjugations for vastsneeuwen:
o.t.t.
- sneeuw vast
- sneeuwt vast
- sneeuwt vast
- sneeuwen vast
- sneeuwen vast
- sneeuwen vast
o.v.t.
- sneeuwde vast
- sneeuwde vast
- sneeuwde vast
- sneeuwden vast
- sneeuwden vast
- sneeuwden vast
v.t.t.
- ben vastgesneeuwd
- bent vastgesneeuwd
- is vastgesneeuwd
- zijn vastgesneeuwd
- zijn vastgesneeuwd
- zijn vastgesneeuwd
v.v.t.
- was vastgesneeuwd
- was vastgesneeuwd
- was vastgesneeuwd
- waren vastgesneeuwd
- waren vastgesneeuwd
- waren vastgesneeuwd
o.t.t.t.
- zal vastsneeuwen
- zult vastsneeuwen
- zal vastsneeuwen
- zullen vastsneeuwen
- zullen vastsneeuwen
- zullen vastsneeuwen
o.v.t.t.
- zou vastsneeuwen
- zou vastsneeuwen
- zou vastsneeuwen
- zouden vastsneeuwen
- zouden vastsneeuwen
- zouden vastsneeuwen
diversen
- sneeuw vast!
- sneeuwt vast!
- vastgesneeuwd
- vastsneeuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vastsneeuwen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
snow in | insneeuwen; vastsneeuwen | |
snow up | insneeuwen; vastsneeuwen | dichtsneeuwen |