Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. verbeuzelen:


Dutch

Detailed Translations for verbeuzeld from Dutch to English

verbeuzelen:

verbeuzelen verb (verbeuzel, verbeuzelt, verbeuzelde, verbeuzelden, verbeuzeld)

  1. verbeuzelen (verknoeien; verlummelen)
    to waste; to throw away
    • waste verb (wastes, wasted, wasting)
    • throw away verb (throws away, threw away, throwing away)

Conjugations for verbeuzelen:

o.t.t.
  1. verbeuzel
  2. verbeuzelt
  3. verbeuzelt
  4. verbeuzelen
  5. verbeuzelen
  6. verbeuzelen
o.v.t.
  1. verbeuzelde
  2. verbeuzelde
  3. verbeuzelde
  4. verbeuzelden
  5. verbeuzelden
  6. verbeuzelden
v.t.t.
  1. heb verbeuzeld
  2. hebt verbeuzeld
  3. heeft verbeuzeld
  4. hebben verbeuzeld
  5. hebben verbeuzeld
  6. hebben verbeuzeld
v.v.t.
  1. had verbeuzeld
  2. had verbeuzeld
  3. had verbeuzeld
  4. hadden verbeuzeld
  5. hadden verbeuzeld
  6. hadden verbeuzeld
o.t.t.t.
  1. zal verbeuzelen
  2. zult verbeuzelen
  3. zal verbeuzelen
  4. zullen verbeuzelen
  5. zullen verbeuzelen
  6. zullen verbeuzelen
o.v.t.t.
  1. zou verbeuzelen
  2. zou verbeuzelen
  3. zou verbeuzelen
  4. zouden verbeuzelen
  5. zouden verbeuzelen
  6. zouden verbeuzelen
diversen
  1. verbeuzel!
  2. verbeuzelt!
  3. verbeuzeld
  4. verbeuzelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verbeuzelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
waste afval; kolengruis; rotzooi; verkwisting; verspilling; vuilnis
VerbRelated TranslationsOther Translations
throw away verbeuzelen; verknoeien; verlummelen vergokken; vergooien; verspelen; weggooien; wegsmijten
waste verbeuzelen; verknoeien; verlummelen iets bederven; verboemelen; verbrassen; verdoen; verkankeren; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verpesten; verspillen