Summary
Dutch
Detailed Translations for verkleuren from Dutch to English
verkleuren:
-
verkleuren (vaal worden; vervagen; vervalen; verschieten)
-
verkleuren (van kleur veranderen)
Conjugations for verkleuren:
o.t.t.
- verkleur
- verkleurt
- verkleurt
- verkleuren
- verkleuren
- verkleuren
o.v.t.
- verkleurde
- verkleurde
- verkleurde
- verkleurden
- verkleurden
- verkleurden
v.t.t.
- ben verkleurd
- bent verkleurd
- is verkleurd
- zijn verkleurd
- zijn verkleurd
- zijn verkleurd
v.v.t.
- was verkleurd
- was verkleurd
- was verkleurd
- waren verkleurd
- waren verkleurd
- waren verkleurd
o.t.t.t.
- zal verkleuren
- zult verkleuren
- zal verkleuren
- zullen verkleuren
- zullen verkleuren
- zullen verkleuren
o.v.t.t.
- zou verkleuren
- zou verkleuren
- zou verkleuren
- zouden verkleuren
- zouden verkleuren
- zouden verkleuren
diversen
- verkleur!
- verkleurt!
- verkleurd
- verkleurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verkleuren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fade | vervaging | |
tarnish | ontluistering | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
change color | vaal worden; van kleur veranderen; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen | |
fade | vaal worden; van kleur veranderen; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen | verflauwen; verslappen |
tarnish | vaal worden; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen | bevlekken; dof maken; een smet werpen op; ontluisteren; tanen; verbleken; vervagen |
Related Words for "verkleuren":
Wiktionary Translations for verkleuren:
verkleuren
verb
-
to discolour something
-
of leaves, to change color in autumn
kleuren:
-
de kleuren
-
kleuren (tinten)
-
kleuren (blozen; gloeien; rood worden)
Conjugations for kleuren:
o.t.t.
- kleur
- kleurt
- kleurt
- kleuren
- kleuren
- kleuren
o.v.t.
- kleurde
- kleurde
- kleurde
- kleurden
- kleurden
- kleurden
v.t.t.
- heb gekleurd
- hebt gekleurd
- heeft gekleurd
- hebben gekleurd
- hebben gekleurd
- hebben gekleurd
v.v.t.
- had gekleurd
- had gekleurd
- had gekleurd
- hadden gekleurd
- hadden gekleurd
- hadden gekleurd
o.t.t.t.
- zal kleuren
- zult kleuren
- zal kleuren
- zullen kleuren
- zullen kleuren
- zullen kleuren
o.v.t.t.
- zou kleuren
- zou kleuren
- zou kleuren
- zouden kleuren
- zouden kleuren
- zouden kleuren
en verder
- ben gekleurd
- bent gekleurd
- is gekleurd
- zijn gekleurd
- zijn gekleurd
- zijn gekleurd
diversen
- kleur!
- kleurt!
- gekleurd
- kleurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kleuren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
blush | blos; blozen; roodheid | |
colors | kleuren | kleurtjes; tinten |
colours | kleuren | kleurtjes; tinten |
flush | blos; blozen; opvlieging; roodheid; spoeling; vapeur | |
glow | glans; glanzen; glimmen; gloed; gloeiing; schijn; schijnsel; straling | |
tint | kleur; kleurnuance; kleurschakering; kleurtje; nuance; tint; toon | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
blush | blozen; gloeien; kleuren; rood worden | |
flush | blozen; gloeien; kleuren; rood worden | bakstenen voegen; doorspoelen; doortrekken; spoelen; voegen; wegspoelen |
glow | blozen; gloeien; kleuren; rood worden | |
tint | kleuren; tinten | |
turn red | blozen; gloeien; kleuren; rood worden | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
flush | goed bij kas |
Related Words for "kleuren":
Wiktionary Translations for kleuren:
kleuren
Cross Translation:
verb
kleuren
-
van kleur voorzien met potloden, stiften, wasko etc.
- kleuren → colour
verb
-
to make dark(er) in colour
-
affect without completely changing
-
become red through increased blood flow
-
draw using crayons
-
give something color
-
To add color or pigment
-
include colorful language
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kleuren | → colour; color | ↔ colorer — revêtir de telle ou telle couleur. |
• kleuren | → standard; banner; flag; colours; ensign | ↔ drapeau — pièce d’étoffe qu’on attacher à une espèce de lance, de manière qu’elle pouvoir se déployer et flotter au vent, et qui sert à donner un signal, à indiquer un point de ralliement, à distinguer la nation ou le groupement d’individus qui l’[ |
• kleuren | → redden; blush | ↔ rougir — trans|fr rendre rouge ; peindre ou teindre en rouge. |