Summary
Dutch
Detailed Translations for verklungelen from Dutch to English
verklungelen:
-
verklungelen (verpesten; bederven; verknoeien; stukmaken; verzieken; verbroddelen; verknallen)
Conjugations for verklungelen:
o.t.t.
- verklungel
- verklungelt
- verklungelt
- verklungelen
- verklungelen
- verklungelen
o.v.t.
- verklungelde
- verklungelde
- verklungelde
- verklungelden
- verklungelden
- verklungelden
v.t.t.
- heb verklungeld
- hebt verklungeld
- heeft verklungeld
- hebben verklungeld
- hebben verklungeld
- hebben verklungeld
v.v.t.
- had verklungeld
- had verklungeld
- had verklungeld
- hadden verklungeld
- hadden verklungeld
- hadden verklungeld
o.t.t.t.
- zal verklungelen
- zult verklungelen
- zal verklungelen
- zullen verklungelen
- zullen verklungelen
- zullen verklungelen
o.v.t.t.
- zou verklungelen
- zou verklungelen
- zou verklungelen
- zouden verklungelen
- zouden verklungelen
- zouden verklungelen
diversen
- verklungel!
- verklungelt!
- verklungeld
- verklungelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verklungelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
mess up | geflikflooi; gerotzooi | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
botch up | bederven; stukmaken; verbroddelen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verzieken | |
mess up | bederven; stukmaken; verbroddelen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verzieken | bederven; doorelkaar liggen; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken |
muck up | bederven; stukmaken; verbroddelen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verzieken | aanklooien; bederven; in de war sturen; klooien; nekken; rotzooien; ruïneren; verzieken |
spoil | bederven; stukmaken; verbroddelen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verzieken | aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; iets bederven; rotten; vergaan; vergallen; verkankeren; verknoeien; verloederen; verpesten; verrotten; verslonzen; vertroetelen; verwennen; wegrotten |