Dutch
Detailed Translations for verkropt from Dutch to English
verkropt:
-
verkropt (verbeten; onderdrukt; opgekropt)
Translation Matrix for verkropt:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
exasperated | onderdrukt; opgekropt; verbeten; verkropt | bitter teleurgesteld; gebeten; verbitterd |
suppressed | onderdrukt; opgekropt; verbeten; verkropt | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
embittered | onderdrukt; opgekropt; verbeten; verkropt | bitter teleurgesteld; gebeten; grimmig; verbeten; verbitterd |
verkropt form of verkroppen:
-
verkroppen (verbijten)
Conjugations for verkroppen:
o.t.t.
- verkrop
- verkropt
- verkropt
- verkroppen
- verkroppen
- verkroppen
o.v.t.
- verkropte
- verkropte
- verkropte
- verkropten
- verkropten
- verkropten
v.t.t.
- heb verkropt
- hebt verkropt
- heeft verkropt
- hebben verkropt
- hebben verkropt
- hebben verkropt
v.v.t.
- had verkropt
- had verkropt
- had verkropt
- hadden verkropt
- hadden verkropt
- hadden verkropt
o.t.t.t.
- zal verkroppen
- zult verkroppen
- zal verkroppen
- zullen verkroppen
- zullen verkroppen
- zullen verkroppen
o.v.t.t.
- zou verkroppen
- zou verkroppen
- zou verkroppen
- zouden verkroppen
- zouden verkroppen
- zouden verkroppen
diversen
- verkrop!
- verkropt!
- verkropt
- verkroppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verkroppen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
stomach | maag; onderbuik; onderlichaam | |
swallow | boerenzwaluw; zwaluw | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
digest | verbijten; verkroppen | uitgeven voor een maaltijd; verteren |
stomach | verbijten; verkroppen | |
swallow | verbijten; verkroppen | beheersen; doorslikken; inhouden; inlopen; innemen; inslikken; instinken; intuinen; medicijn innemen; rustig blijven; slikken; wegslikken |
Related Definitions for "verkroppen":
Wiktionary Translations for verkroppen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verkroppen | → suffocate; choke; quell; suppress; stifle | ↔ suffoquer — étouffer, faire perdre la respiration ou rendre la respiration difficile; il se dit ordinairement du manque de respiration qui arriver par quelque cause intérieure ou par l’effet de quelque vapeur nuisible. |
• verkroppen | → smother; suffocate; choke; quell; stifle; dampen; suppress | ↔ étouffer — Faire mourir en arrêter la respiration. |