Summary
Dutch
Detailed Translations for verlegen from Dutch to English
verlegen:
-
verlegen (timide; schuchter; bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig)
Translation Matrix for verlegen:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
bashful | bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen | bedremmeld |
diffident | bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen | bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig |
shy | bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen | eenkennig; eenzelvig; introvert; kopschuw; mensenschuw; schuw; teruggetrokken |
timid | bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen | eenkennig; eenzelvig; introvert; mensenschuw; schichtig; schrikachtig; teruggetrokken; vreesachtig |
Related Words for "verlegen":
Antonyms for "verlegen":
Related Definitions for "verlegen":
Wiktionary Translations for verlegen:
verlegen
Cross Translation:
adjective
-
archaic: quiet, reserved, modest
-
bashful, shy
-
inclined to avoid notice
-
embarrassed
-
easily frightened
-
fearful, timid
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verlegen | → shy; timid; abashed; afraid; anxious; fainthearted; pusillanimous; timorous | ↔ timide — Qui est craintif, qui manquer de hardiesse, d’assurance. |