Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. verloederen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verloeder from Dutch to English

verloederen:

verloederen verb (verloeder, verloedert, verloederde, verloederden, verloederd)

  1. verloederen (verslonzen)
    to neglect; be slovenly; to spoil

Conjugations for verloederen:

o.t.t.
  1. verloeder
  2. verloedert
  3. verloedert
  4. verloederen
  5. verloederen
  6. verloederen
o.v.t.
  1. verloederde
  2. verloederde
  3. verloederde
  4. verloederden
  5. verloederden
  6. verloederden
v.t.t.
  1. ben verloederd
  2. bent verloederd
  3. is verloederd
  4. zijn verloederd
  5. zijn verloederd
  6. zijn verloederd
v.v.t.
  1. was verloederd
  2. was verloederd
  3. was verloederd
  4. waren verloederd
  5. waren verloederd
  6. waren verloederd
o.t.t.t.
  1. zal verloederen
  2. zult verloederen
  3. zal verloederen
  4. zullen verloederen
  5. zullen verloederen
  6. zullen verloederen
o.v.t.t.
  1. zou verloederen
  2. zou verloederen
  3. zou verloederen
  4. zouden verloederen
  5. zouden verloederen
  6. zouden verloederen
diversen
  1. verloeder!
  2. verloedert!
  3. verloederd
  4. verloederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verloederen:

NounRelated TranslationsOther Translations
neglect achteloosheid; nalatigheid; nonchalance; omissie; veronachtzaming; verwaarlozing; verzaking; verzuim; weglating
VerbRelated TranslationsOther Translations
be slovenly verloederen; verslonzen
neglect verloederen; verslonzen nalaten; veronachtzamen; versloffen; verwaarlozen; verzaken; verzuimen
spoil verloederen; verslonzen aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; iets bederven; rotten; stukmaken; verbroddelen; vergaan; vergallen; verkankeren; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verrotten; vertroetelen; verwennen; verzieken; wegrotten

Wiktionary Translations for verloederen:

verloederen
verb
  1. te gronde gaan
verloederen
verb
  1. deteriorate