Dutch
Detailed Translations for vervormen from Dutch to English
vervormen:
-
vervormen (een andere vorm geven)
-
vervormen (reorganiseren; omvormen)
-
vervormen (verbasteren)
Conjugations for vervormen:
o.t.t.
- vervorm
- vervormt
- vervormt
- vervormen
- vervormen
- vervormen
o.v.t.
- vervormde
- vervormde
- vervormde
- vervormden
- vervormden
- vervormden
v.t.t.
- heb vervormd
- hebt vervormd
- heeft vervormd
- hebben vervormd
- hebben vervormd
- hebben vervormd
v.v.t.
- had vervormd
- had vervormd
- had vervormd
- hadden vervormd
- hadden vervormd
- hadden vervormd
o.t.t.t.
- zal vervormen
- zult vervormen
- zal vervormen
- zullen vervormen
- zullen vervormen
- zullen vervormen
o.v.t.t.
- zou vervormen
- zou vervormen
- zou vervormen
- zouden vervormen
- zouden vervormen
- zouden vervormen
diversen
- vervorm!
- vervormt!
- vervormd
- vervormend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vervormen:
Wiktionary Translations for vervormen:
vervormen
Cross Translation:
verb
vervormen
-
de vorm van iets doen veranderen, meestal ten nadele ervan
- vervormen → deform
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vervormen | → deform; distort | ↔ déformer — altérer dans sa forme. |
• vervormen | → transform; screw | ↔ galvauder — (familier, fr) (figuré) altérer, déformer, mal employer, gâcher une chose, un avantage, une qualité. |