Dutch
Detailed Translations for voegen from Dutch to English
voegen:
-
voegen (bakstenen voegen)
-
voegen (erbij doen; toevoegen)
-
voegen
Conjugations for voegen:
o.t.t.
- voeg
- voegt
- voegt
- voegen
- voegen
- voegen
o.v.t.
- voegde
- voegde
- voegde
- voegden
- voegden
- voegden
v.t.t.
- heb gevoegd
- hebt gevoegd
- heeft gevoegd
- hebben gevoegd
- hebben gevoegd
- hebben gevoegd
v.v.t.
- had gevoegd
- had gevoegd
- had gevoegd
- hadden gevoegd
- hadden gevoegd
- hadden gevoegd
o.t.t.t.
- zal voegen
- zult voegen
- zal voegen
- zullen voegen
- zullen voegen
- zullen voegen
o.v.t.t.
- zou voegen
- zou voegen
- zou voegen
- zouden voegen
- zouden voegen
- zouden voegen
diversen
- voeg!
- voegt!
- gevoegd
- voegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het voegen (bakstenen voegen)
-
het voegen (muren voegen)
Translation Matrix for voegen:
Related Words for "voegen":
voegen form of voeg:
Translation Matrix for voeg:
Noun | Related Translations | Other Translations |
seam | naad; voeg | rand; zoom |
Verb | Related Translations | Other Translations |
seam | zomen |
Related Words for "voeg":
External Machine Translations: