Dutch
Detailed Translations for voorleggen from Dutch to English
voorleggen:
-
voorleggen (ter overweging geven)
-
voorleggen (presenteren; tonen; laten zien; offreren; aanbieden)
Conjugations for voorleggen:
o.t.t.
- leg voor
- legt voor
- legt voor
- leggen voor
- leggen voor
- leggen voor
o.v.t.
- legde voor
- legde voor
- legde voor
- legden voor
- legden voor
- legden voor
v.t.t.
- heb voorgelegd
- hebt voorgelegd
- heeft voorgelegd
- hebben voorgelegd
- hebben voorgelegd
- hebben voorgelegd
v.v.t.
- had voorgelegd
- had voorgelegd
- had voorgelegd
- hadden voorgelegd
- hadden voorgelegd
- hadden voorgelegd
o.t.t.t.
- zal voorleggen
- zult voorleggen
- zal voorleggen
- zullen voorleggen
- zullen voorleggen
- zullen voorleggen
o.v.t.t.
- zou voorleggen
- zou voorleggen
- zou voorleggen
- zouden voorleggen
- zouden voorleggen
- zouden voorleggen
diversen
- leg voor!
- legt voor!
- voorgelegd
- voorleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voorleggen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
display | beeldscherm; bekendmaking; etalering; monitor; uitstalling | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
display | aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen | etaleren; exposeren; openbaren; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen; voor ogen brengen; zich uiten |
lay before | ter overweging geven; voorleggen | |
propose | ter overweging geven; voorleggen | aanbevelen; aanraden; aanvoeren; iemand recommanderen; naar voren brengen; nomineren; opperen; poneren; te berde brengen; van plan zijn; voordragen; voorslaan; voorstellen |
propound | ter overweging geven; voorleggen |
Wiktionary Translations for voorleggen:
voorleggen
verb
voorleggen
-
voor iemand neerleggen
- voorleggen → serve
verb
-
to make available to
-
enter or put forward something for approval, consideration, marking etc.