Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. weerhaak:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for weerhaak from Dutch to English

weerhaak:

weerhaak [de ~ (m)] noun

  1. de weerhaak (vishaak; angel)
    the barb; the crook; the fish hook; the sting; the fish-hook; the hook

Translation Matrix for weerhaak:

NounRelated TranslationsOther Translations
barb angel; vishaak; weerhaak angel; gifangel
crook angel; vishaak; weerhaak bedrieger; herdersstaf; herdersstok; oplichter
fish hook angel; vishaak; weerhaak
fish-hook angel; vishaak; weerhaak angel; gifangel
hook angel; vishaak; weerhaak haak; hoek; hoekje; hoekstoot; ophanghaak; schuilhoekje
sting angel; vishaak; weerhaak angel; doorn; gifangel; messteek; steek; stekel
VerbRelated TranslationsOther Translations
sting aankaarten; aansnijden; aanvoeren; afsnijden; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; prikken; snijden; steken; steken geven; te berde brengen; ter sprake brengen

Related Words for "weerhaak":

  • weerhaken

Wiktionary Translations for weerhaak:

weerhaak
noun
  1. a metal hook on the head of certain staff weapons
  2. point that stands backward in an arrow, fishhook, etc