Dutch
Detailed Translations for wijden from Dutch to English
wijden:
Conjugations for wijden:
o.t.t.
- wijd
- wijdt
- wijdt
- wijden
- wijden
- wijden
o.v.t.
- wijdde
- wijdde
- wijdde
- wijdden
- wijdden
- wijdden
v.t.t.
- heb gewijd
- hebt gewijd
- heeft gewijd
- hebben gewijd
- hebben gewijd
- hebben gewijd
v.v.t.
- had gewijd
- had gewijd
- had gewijd
- hadden gewijd
- hadden gewijd
- hadden gewijd
o.t.t.t.
- zal wijden
- zult wijden
- zal wijden
- zullen wijden
- zullen wijden
- zullen wijden
o.v.t.t.
- zou wijden
- zou wijden
- zou wijden
- zouden wijden
- zouden wijden
- zouden wijden
diversen
- wijd!
- wijdt!
- gewijd
- wijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wijden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bless | heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen | |
consecrate | heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen | |
sanctify | heiligen; inwijden; inzegenen; wijden; zegenen |
Wiktionary Translations for wijden:
wijden
Cross Translation:
verb
-
to commit oneself for a certain matter
-
to commit (oneself) to a particular course of thought or action
-
to set apart for a deity or for religious purposes; consecrate
-
to make holy
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wijden | → bless; consecrate; ordain | ↔ bénir — (religion) consacrer au culte, au service divin avec certaines cérémonies. |