Dutch

Detailed Translations for wist from Dutch to English

wissen:

wissen verb (wis, wist, wiste, wisten, gewist)

  1. wissen (uitvlakken; uitwissen; wegvegen; )
    to erase; to wipe out; to delete; to eliminate; to wipe; to blot out; to rub out
    • erase verb (erases, erased, erasing)
    • wipe out verb (wipes out, wiped out, wiping out)
    • delete verb (deletes, deleted, deleting)
    • eliminate verb (eliminates, eliminated, eliminating)
    • wipe verb (wipes, wiped, wiping)
    • blot out verb (blots out, blotted out, blotting out)
    • rub out verb (rubs out, rubbed out, rubbing out)
  2. wissen
    to clear
    – When Windows Disk Protection is enabled, to erase or empty the cache file on the hard disk when a user logs off or the computer is restarted. 1
    • clear verb (clears, cleared, clearing)

Conjugations for wissen:

o.t.t.
  1. wis
  2. wist
  3. wist
  4. wissen
  5. wissen
  6. wissen
o.v.t.
  1. wiste
  2. wiste
  3. wiste
  4. wisten
  5. wisten
  6. wisten
v.t.t.
  1. heb gewist
  2. hebt gewist
  3. heeft gewist
  4. hebben gewist
  5. hebben gewist
  6. hebben gewist
v.v.t.
  1. had gewist
  2. had gewist
  3. had gewist
  4. hadden gewist
  5. hadden gewist
  6. hadden gewist
o.t.t.t.
  1. zal wissen
  2. zult wissen
  3. zal wissen
  4. zullen wissen
  5. zullen wissen
  6. zullen wissen
o.v.t.t.
  1. zou wissen
  2. zou wissen
  3. zou wissen
  4. zouden wissen
  5. zouden wissen
  6. zouden wissen
diversen
  1. wis!
  2. wist!
  3. gewist
  4. wissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wissen:

NounRelated TranslationsOther Translations
eliminate elimineren; wegwerken
VerbRelated TranslationsOther Translations
blot out uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen doorstrepen
clear wissen afdekken; afruimen; banen; bevrijden; dechargeren; emanciperen; inklaren; klaren; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; onschuldig verklaren; opruimen; reinigen; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; uithalen; uitmesten; uitruimen; uitschakelen; uitverkopen; verlossen; verrekenen; vrijmaken; vrijpleiten; vrijspraak bepleiten; vrijspreken; vrijvechten; zuiveren
delete uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen doorhalen; schrappen; verwijderen
eliminate uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen afbreken; afmaken; koudmaken; liquideren; ruineren; slopen; uit de weg ruimen; uitroeien; vernielen; vernietigen; verwoesten
erase uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen vagen
rub out uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen
wipe uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen zemen
wipe out uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen uitroeien; vagen; wegvagen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
clear aanschouwelijk; af; afgedaan; afgelopen; begrijpelijk; bevattelijk; blank; bleek; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; direct; doorschijnend; doorzichtig; duidelijk; duidelijk klinkend; fideel; flagrant; fleurig; geestig; gereed; geëindigd; helder; helderklinkend; herkenbaar; inzichtelijk; jolig; klaar; klaar als een klontje; klare; kleurig; kleurloos; kwiek; levendig; loos; lustig; monter; onbewolkt; ongekleurd; onmiskenbaar; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; over; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; transparant; uit; uitgelaten; verhelderend; verstaanbaar; voltooid; voorbij; vrij; vrolijk; wakker; welgemoed; zo klaar als een klontje; zonder taak; zonneklaar; zonnig

Related Words for "wissen":

  • wis

Antonyms for "wissen":


Related Definitions for "wissen":

  1. het er vanaf vegen2
    • hij wiste zich het zweet van het voorhoofd2

Wiktionary Translations for wissen:

wissen
verb
  1. (overgankelijk) het niet meer laten bestaan van
wissen
verb
  1. (computing) to remove data (e.g., from memory)
  2. to delete
  3. erase a computer disk

Cross Translation:
FromToVia
wissen erase; delete; wipe; wipe off; clear; wipe out effacer — Faire disparaître plus ou moins, parler de la forme, des couleurs de quelque chose.
wissen dust; wipe dry; wipe off; clear essuyer — Traductions à trier suivant le sens

weten:

weten verb (weet, wist, wisten, geweten)

  1. weten (op de hoogte zijn)
    to know; to be informed
    • know verb (knows, knew, knowing)
    • be informed verb (is informed, being informed)

Conjugations for weten:

o.t.t.
  1. weet
  2. weet
  3. weet
  4. weten
  5. weten
  6. weten
o.v.t.
  1. wist
  2. wist
  3. wist
  4. wisten
  5. wisten
  6. wisten
v.t.t.
  1. heb geweten
  2. hebt geweten
  3. heeft geweten
  4. hebben geweten
  5. hebben geweten
  6. hebben geweten
v.v.t.
  1. had geweten
  2. had geweten
  3. had geweten
  4. hadden geweten
  5. hadden geweten
  6. hadden geweten
o.t.t.t.
  1. zal weten
  2. zult weten
  3. zal weten
  4. zullen weten
  5. zullen weten
  6. zullen weten
o.v.t.t.
  1. zou weten
  2. zou weten
  3. zou weten
  4. zouden weten
  5. zouden weten
  6. zouden weten
diversen
  1. weet!
  2. weet!
  3. geweten
  4. wetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

weten [znw.] noun

  1. weten (kennis)
    the knowledge
  2. weten (wetenschap)
    the knowledge
    the science
    – a particular branch of scientific knowledge 3
    • science [the ~] noun
      • the science of genetics3

Translation Matrix for weten:

NounRelated TranslationsOther Translations
knowledge kennis; weten; wetenschap bekende; geleerdheid; kennis; medeweten
science weten; wetenschap
VerbRelated TranslationsOther Translations
be informed op de hoogte zijn; weten
know op de hoogte zijn; weten kennen
- kennen

Related Words for "weten":


Synonyms for "weten":


Related Definitions for "weten":

  1. ervan op de hoogte zijn2
    • weet jij waar Istanboel ligt?2
  2. erin slagen2
    • hij wist te ontsnappen2

Wiktionary Translations for weten:

weten
verb
  1. ergens kennis van hebben
weten
noun
  1. total of what is known, product of learning
  2. awareness, state of having been informed
  3. fact of knowing about something; understanding, familiarity with information
  4. fact of knowing something
verb
  1. have knowledge of
  2. be certain or sure about (something)

Cross Translation:
FromToVia
weten knowledge Wissen — Kenntnis und Verständnis von Fakten, Wahrheiten und Informationen
weten know wissenKenntnis haben, sich über etwas Wahres sicher sein
weten command; competence; competency; proficiency; skill; ken; awareness; consciousness; lucidity; realization connaissance — Idée, notion qu’on a de quelque chose, de quelqu’un; le fait de le connaître
weten know; wot savoirconnaître, avoir connaissance de.