Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. zich haasten:


Dutch

Detailed Translations for zich haasten from Dutch to English

zich haasten:

zich haasten verb

  1. zich haasten (opschieten; jagen; snellen; )
    to rush; to hurry up; to hasten; to hurry
    • rush verb (rushs, rushed, rushing)
    • hurry up verb (hurries up, hurried up, hurrying up)
    • hasten verb (hastens, hastened, hastening)
    • hurry verb (hurries, hurried, hurrying)

Translation Matrix for zich haasten:

NounRelated TranslationsOther Translations
hurry gauwigheid; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overhaasting; overijling; spoed; vlugheid
rush aanval; attaque; bestorming; drukte; gedrang; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; offensief; overijling; run; runs; spoed; stormaanval; stormloop; stormlopen; temperament; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed; vurigheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
hasten ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden accelereren; bespoedigen; opjagen; snellen; spoeden; tempo maken; verhaasten; versnellen
hurry ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; opjagen; overhaasten; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; voortmaken; zich spoeden
hurry up ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
rush ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden draven; haasten; hard rennen; hollen; jachten; opjagen; pezen; snellen; spoeden; sprinten; stormlopen; tempo maken; tot spoed aanzetten
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
rush rieten

Related Translations for zich haasten