Summary
Dutch
Detailed Translations for zoomde from Dutch to English
zoomde form of zomen:
-
zomen
Conjugations for zomen:
o.t.t.
- zoom
- zoomt
- zoomt
- zomen
- zomen
- zomen
o.v.t.
- zoomde
- zoomde
- zoomde
- zoomden
- zoomden
- zoomden
v.t.t.
- heb gezoomd
- hebt gezoomd
- heeft gezoomd
- hebben gezoomd
- hebben gezoomd
- hebben gezoomd
v.v.t.
- had gezoomd
- had gezoomd
- had gezoomd
- hadden gezoomd
- hadden gezoomd
- hadden gezoomd
o.t.t.t.
- zal zomen
- zult zomen
- zal zomen
- zullen zomen
- zullen zomen
- zullen zomen
o.v.t.t.
- zou zomen
- zou zomen
- zou zomen
- zouden zomen
- zouden zomen
- zouden zomen
diversen
- zoom!
- zoomt!
- gezoomd
- zomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de zomen
Translation Matrix for zomen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
border | boordsel; galon; grens; grens van een land; grensovergang; grensscheiding; landgrens; landsgrens; omzoming; oplegsel; passement; rand; rijksgrens; tres | |
borders | zomen | kanten; randen; richels |
brims | zomen | |
edge | kant; rand; richel; scherpte; snijkant; zijkant | |
fringe | boordsel; franje; galon; haardracht; omzoming; oplegsel; passement; pony; tres; versiering van rafels | |
hems | zomen | |
seam | naad; rand; voeg; zoom | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
border | zomen | afzetten; grenzen; grenzen aan; omboorden; omranden |
edge | zomen | afzetten; omboorden; omranden |
fringe | zomen | |
hem | zomen | omzomen |
seam | zomen |