Summary
Dutch
Detailed Translations for zuster from Dutch to English
zuster:
-
de zuster (verpleegster)
-
de zuster (zus)
-
de zuster (zus)
– vrouw of meisje met dezelfde ouders als jij 2
Translation Matrix for zuster:
Noun | Related Translations | Other Translations |
nurse | verpleegster; zuster | babyoppas; babysitter; baker; dierverzorger; kinderoppas; min; oppas; verpleegkundige; verzorger; ziekenverpleegster; ziekenverpleger; zoogmoeder |
sis | zus; zuster | |
sister | verpleegster; zus; zuster | kloosterlinge; kloosterzuster; non; zusje |
Verb | Related Translations | Other Translations |
nurse | een baby zogen; geneesmiddel toedienen; geven; ingeven; koesteren; toedienen; verplegen; verstrekken; verzorgen; zogen; zorgen voor; zorgen voor iets |
Related Words for "zuster":
Synonyms for "zuster":
Antonyms for "zuster":
Related Definitions for "zuster":
External Machine Translations: