Dutch
Detailed Translations for zwiepend from Dutch to English
zwiepend:
Translation Matrix for zwiepend:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bending | buiging; draaiing; keer; kentering; ombuiging; omkeer; ommekeer; ommezwaai; omslag; verandering; wijziging | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
bending | zwiepend | |
swishing | zwiepend |
zwiepen:
-
zwiepen
Conjugations for zwiepen:
o.t.t.
- zwiep
- zwiept
- zwiept
- zwiepen
- zwiepen
- zwiepen
o.v.t.
- zwiepte
- zwiepte
- zwiepte
- zwiepten
- zwiepten
- zwiepten
v.t.t.
- ben gezwiept
- bent gezwiept
- is gezwiept
- zijn gezwiept
- zijn gezwiept
- zijn gezwiept
v.v.t.
- was gezwiept
- was gezwiept
- was gezwiept
- waren gezwiept
- waren gezwiept
- waren gezwiept
o.t.t.t.
- zal zwiepen
- zult zwiepen
- zal zwiepen
- zullen zwiepen
- zullen zwiepen
- zullen zwiepen
o.v.t.t.
- zou zwiepen
- zou zwiepen
- zou zwiepen
- zouden zwiepen
- zouden zwiepen
- zouden zwiepen
diversen
- zwiep!
- zwiept!
- gezwiept
- zwiepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for zwiepen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
swish | zwiepen |