Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- sorteren:
-
Wiktionary:
- sorteren → clasificar, ordenar, seleccionar
- sorteren → ordenar, clasificar, escoger, seleccionar, apartar, segregar, separar, dispersar
Dutch
Detailed Translations for sorteren from Dutch to Spanish
sorteren:
-
sorteren (rangeren; schiften; uitzoeken; ordenen)
ordenar; sortear; seleccionar; clasificar-
ordenar verb
-
sortear verb
-
seleccionar verb
-
clasificar verb
-
-
sorteren
Conjugations for sorteren:
o.t.t.
- sorteer
- sorteert
- sorteert
- sorteren
- sorteren
- sorteren
o.v.t.
- sorteerde
- sorteerde
- sorteerde
- sorteerden
- sorteerden
- sorteerden
v.t.t.
- heb gesorteerd
- hebt gesorteerd
- heeft gesorteerd
- hebben gesorteerd
- hebben gesorteerd
- hebben gesorteerd
v.v.t.
- had gesorteerd
- had gesorteerd
- had gesorteerd
- hadden gesorteerd
- hadden gesorteerd
- hadden gesorteerd
o.t.t.t.
- zal sorteren
- zult sorteren
- zal sorteren
- zullen sorteren
- zullen sorteren
- zullen sorteren
o.v.t.t.
- zou sorteren
- zou sorteren
- zou sorteren
- zouden sorteren
- zouden sorteren
- zouden sorteren
en verder
- ben gesorteerd
- bent gesorteerd
- is gesorteerd
- zijn gesorteerd
- zijn gesorteerd
- zijn gesorteerd
diversen
- sorteer!
- sorteert!
- gesorteerd
- sorterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
sorteren
la ordenación
Translation Matrix for sorteren:
Wiktionary Translations for sorteren:
sorteren
Cross Translation:
verb
-
orde in een verzameling aanbrengen door soort bij soort te leggen
- sorteren → clasificar; ordenar; seleccionar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sorteren | → ordenar | ↔ sort — act of sorting |
• sorteren | → clasificar | ↔ sort — separate according to certain criteria |
• sorteren | → escoger; seleccionar; apartar; segregar; separar; dispersar | ↔ trier — séparer ce que l'on souhaite garder et ce que l'on souhaite jeter. |