Dutch
Detailed Translations for vernemen from Dutch to Spanish
vernemen:
-
vernemen (te horen krijgen; horen)
Conjugations for vernemen:
o.t.t.
- verneem
- verneemt
- verneemt
- vernemen
- vernemen
- vernemen
o.v.t.
- vernam
- vernam
- vernam
- vernamen
- vernamen
- vernamen
v.t.t.
- heb vernomen
- hebt vernomen
- heeft vernomen
- hebben vernomen
- hebben vernomen
- hebben vernomen
v.v.t.
- had vernomen
- had vernomen
- had vernomen
- hadden vernomen
- hadden vernomen
- hadden vernomen
o.t.t.t.
- zal vernemen
- zult vernemen
- zal vernemen
- zullen vernemen
- zullen vernemen
- zullen vernemen
o.v.t.t.
- zou vernemen
- zou vernemen
- zou vernemen
- zouden vernemen
- zouden vernemen
- zouden vernemen
diversen
- verneem!
- verneemt!
- vernomen
- vernemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vernemen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
aprender | bekwamen; blokken; leren; studeren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
aprender | horen; te horen krijgen; vernemen | aanleren; blokken; eigen maken; gunnen; iets leren; iets toekennen; instuderen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; ondervragen; onderwijzen; oppikken; opsteken; overhoren; studeren; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; verhoren; verwerven |
enterarse | horen; te horen krijgen; vernemen | achterhalen; ondervragen; overhoren; poolshoogte nemen; te weten komen; uithoren; uitvinden; uitvragen; verhoren |
- | horen |