Dutch
Detailed Translations for retourneren from Dutch to Spanish
retourneren:
-
retourneren (teruggeven; terugzenden; terugbrengen)
-
retourneren (terugkeren; terugkomen; omkeren)
-
retourneren (terugkeren)
Conjugations for retourneren:
o.t.t.
- retourneer
- retourneert
- retourneert
- retourneren
- retourneren
- retourneren
o.v.t.
- retourneerde
- retourneerde
- retourneerde
- retourneerden
- retourneerden
- retourneerden
v.t.t.
- ben geretourneerd
- bent geretourneerd
- is geretourneerd
- zijn geretourneerd
- zijn geretourneerd
- zijn geretourneerd
v.v.t.
- was geretourneerd
- was geretourneerd
- was geretourneerd
- waren geretourneerd
- waren geretourneerd
- waren geretourneerd
o.t.t.t.
- zal retourneren
- zult retourneren
- zal retourneren
- zullen retourneren
- zullen retourneren
- zullen retourneren
o.v.t.t.
- zou retourneren
- zou retourneren
- zou retourneren
- zouden retourneren
- zouden retourneren
- zouden retourneren
en verder
- heb geretourneerd
- hebt geretourneerd
- heeft geretourneerd
- hebben geretourneerd
- hebben geretourneerd
- hebben geretourneerd
diversen
- retourneer!
- retourneert!
- geretourneerd
- retournerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for retourneren:
Wiktionary Translations for retourneren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• retourneren | → rehusar; devolver; refutar; rechazar; suspender; echar | ↔ rejeter — Traductions à trier suivant le sens |
• retourneren | → aplazar; despedir; destituir; devolver; reflejar | ↔ renvoyer — envoyer de nouveau. |
• retourneren | → rechazar; rehusar; suspender; devolver; desaprobar; reprobar; repeler; repujar | ↔ repousser — Pousser en arrière, rejeter ; faire reculer quelqu’un, écarter de soi quelque chose. |
• retourneren | → volver; tornar; voltear; devolver; mezclar; invertir | ↔ retourner — aller de nouveau en un lieu. |