Dutch

Detailed Translations for spits from Dutch to Spanish

spits:

spits [de ~ (m)] noun

  1. de spits (centrumspits)
    el pico; el cumbre; el punto más alto
  2. de spits (spitsuur)
    la hora punta
  3. de spits (vleugelspeler; rechtsbuiten; buitenspeler; linksbuiten; flankspeler)

Translation Matrix for spits:

NounRelated TranslationsOther Translations
cumbre centrumspits; spits bergspits; bergtop; heuveltop; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogtepunt; kruin; piek; summum; top; topconferentie; topontmoeting; toppunt; zenit
delantero izquierda buitenspeler; flankspeler; linksbuiten; rechtsbuiten; spits; vleugelspeler
hora punta spits; spitsuur bergtop; piek; piekuur; top; topuur
jugador de fuera buitenspeler; flankspeler; linksbuiten; rechtsbuiten; spits; vleugelspeler
listo genie; geniekorps
pico centrumspits; spits bek; bergspits; bergtop; brutaal zijn; grote mond hebben; hoogst haalbare; hoogtepunt; mond; muil; piek; smoel; smoelwerk; snavel; snebben; summum; tater; top; toppunt; tuit; vogelbek; waffel
punto más alto centrumspits; spits bergspits; bergtop; heuveltop; hoogst haalbare; piek; top
vivo vluggerd
ModifierRelated TranslationsOther Translations
afilado bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt achterbaks; adrem; afgeslepen; arglistig; behendig; bekwaam; bijdehand; clever; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; gepolijst; geraffineerd; gescherpt; geslepen; gevat; gewiekst; gladgemaakt; gladgeslepen; gluiperig; handig; kien; kundig; leep; link; listig; loos; pienter; puntig; raak; scherp; scherp gepunt; scherpgerand; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; stiekem; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; vlijmend; vlijmscherp; zoekgeraakt
agudo bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt acuut; adrem; behendig; beklemmend; bekwaam; bijdehand; bitter teleurgesteld; clever; doordringend; felle; gevat; handig; hard; hoog; indringend; intelligent; intens; intensief; kien; knellend; kundig; met een scherp oog; nauwlettend; nijpend; pienter; puntig; raak; schel; schel klinkend; scherp; scherp gepunt; scherpklinkend; scherpzinnig; schrander; schril; slim; smartelijk; snedig; snerpend; snugger; uitgeslapen; vaardig; verbitterd; vlijmend; vlijmscherp
astuto puntig; scherp; spits achterbaks; adrem; arglistig; bij de pinken; bijdehand; clever; doortrapt; effen; egaal; gehaaid; gelijk; gemeen; geniaal; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; glad; gluiperig; goochem; ijdel; kien; leeg; leep; link; listig; loos; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; ongevuld; pienter; plat; raak; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; stiekem; strak; uitgekookt; uitgeslapen; van één kleur; vernuftig; vlak; vlakuit
despierto bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt ad rem; adrem; behendig; bekwaam; bezet; bij de pinken; bijdehand; clever; druk; drukbezet; geagiteerd; gehaaid; geniaal; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; handig; kien; kundig; leep; levendig; loos; raak; schrander; slagvaardig; slim; sluw; snedig; uitgeslapen; vaardig; verhit; vernuftig; wakker; zoekgeraakt
ingenioso bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt adrem; arglistig; behendig; bekwaam; bevattelijk; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; doortrapt; gehaaid; geniaal; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; goedleers; goochem; handig; ingenieus; inventief; kien; knap; kundig; kunstig; leep; link; listig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; vindingrijk; vlug van begrip
listo puntig; scherp; spits aantrekkelijke; achterbaks; adrem; af; afgedaan; afgelopen; arglistig; bedreven; behendig; bekwaam; bereid; berekenend; beëindigd; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; doortrapt; gedaan; gehaaid; gemeen; geniepig; geoefend; gepakt; gepleegd; gepolijst; geraffineerd; gereed; geslepen; gevat; gewiekst; geëindigd; gis; gladgemaakt; gladgeslepen; gluiperig; goochem; handig; ingenieus; intelligent; kien; klaar; knap; kundig; kunstig; leep; link; listig; over; paraat; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spitsvondig; stiekem; uit; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk; volbracht; voltooid; voorbij
mentalmente vivo bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt
perspicaz bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt bevattelijk; bij de pinken; clever; gis; goedleers; goochem; intelligent; kien; pienter; rap; scherp; schrander; slim; snel; uitgeslapen; vlijmend; vlijmscherp; vlot; vlug; vlug van begrip
puntiagudo bijdehand; kien; pienter; puntig; scherp; slim; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; uitgekookt broodmager; gevat; lang en dun; mager; piekerig; puntig; scherp; scherp gepunt; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; spichtig; spinachtig; sprietig; uitgemergeld; uitgeslapen; uitgeteerd; vlijmend; vlijmscherp
vivo bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt achterbaks; actief; adrem; berekenend; bevredigd; beweeglijk; bezet; bij de pinken; bijdehand; bitter teleurgesteld; blij; blijgestemd; blijmoedig; clever; doortrapt; druk; drukbezet; dynamisch; energiek; felle; fleurig; geagiteerd; gebloemd; gehaaid; gemeen; geniepig; genoeg; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gis; gluiperig; goedgehumeurd; goedgeluimd; goochem; in leven; kien; kittig; kleurrijk; leep; levend; levendig; listig; ongeblust; opgetogen; opgewekt; raak; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; stiekem; tevreden; uitgekookt; uitgeslapen; verbitterd; vergenoegd; verhit; verzadigd; voldaan; vrolijk; welgemoed; welgestemd

Related Words for "spits":


Wiktionary Translations for spits:


Cross Translation:
FromToVia
spits cima; ápice apex — highest point
spits ápice; cúspide apex — in geometry: topmost vertex of a cone or pyramid
spits ápice apex — botany: end of leaf
spits hábil nimble — quick-witted and alert
spits diente; prolongación; punta prong — thin, pointed, projecting part
spits hora del taco; hora "peak"; hora pico; hora punta; hora de apuros; hora pendularista rush hour — times of day when traffic jams are commonplace, principally due to commuting
spits chapitel spire — tapering architectural structure
spits cima; pico; cumbre summit — peak, top of mountain
spits lulú Spitz — eine kleinwüchsige Hundeart, ehedem der typische Wachhund
spits punta Spitze — der oberste, schmal zulaufende Teil eines Gegenstandes oder einer Formation
spits delantero StürmerSport: ein Offensivspieler, dessen Hauptaufgabe darin besteht, Tore zu schießen.
spits agudo; puntiagudo spitz — die Fähigkeit habend, schneiden zu können; scharf
spits final; punta; extremo; cima; vértice; término; conclusión boutpartie extrême d’une chose.
spits punta; extremo; cima; vértice; culminación cime — La partie la plus haute d’une montagne, d’un rocher, d’un arbre, etc.
spits punta; extremo; cima; vértice pointeextrémité piquante et aiguë de quelque chose que ce être.
spits afilado; agudo; puntiagudo pointu — Qui se termine en pointe

spit:

spit [het ~] noun

  1. het spit
    el lumbago

Translation Matrix for spit:

NounRelated TranslationsOther Translations
lumbago spit

Related Words for "spit":


Wiktionary Translations for spit:


Cross Translation:
FromToVia
spit asador spit — a rod on which meat is grilled/broiled

spits form of spitsen:

spitsen verb (spits, spitst, spitsde, spitsden, gespitst)

  1. spitsen
    aguzar; afilar

Conjugations for spitsen:

o.t.t.
  1. spits
  2. spitst
  3. spitst
  4. spitsen
  5. spitsen
  6. spitsen
o.v.t.
  1. spitsde
  2. spitsde
  3. spitsde
  4. spitsden
  5. spitsden
  6. spitsden
v.t.t.
  1. heb gespitst
  2. hebt gespitst
  3. heeft gespitst
  4. hebben gespitst
  5. hebben gespitst
  6. hebben gespitst
v.v.t.
  1. had gespitst
  2. had gespitst
  3. had gespitst
  4. hadden gespitst
  5. hadden gespitst
  6. hadden gespitst
o.t.t.t.
  1. zal spitsen
  2. zult spitsen
  3. zal spitsen
  4. zullen spitsen
  5. zullen spitsen
  6. zullen spitsen
o.v.t.t.
  1. zou spitsen
  2. zou spitsen
  3. zou spitsen
  4. zouden spitsen
  5. zouden spitsen
  6. zouden spitsen
en verder
  1. ben gespitst
  2. bent gespitst
  3. is gespitst
  4. zijn gespitst
  5. zijn gespitst
  6. zijn gespitst
diversen
  1. spits!
  2. spitst!
  3. gespitst
  4. spitsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

spitsen [de ~] noun, plural

  1. de spitsen (spitsuren)
    la horas punta

Translation Matrix for spitsen:

NounRelated TranslationsOther Translations
afilar slijpen; wegslijpen
horas punta spitsen; spitsuren
VerbRelated TranslationsOther Translations
afilar spitsen aandoen; aanmaken; aanslijpen; aanzetten; afslijpen; erafslijpen; inschakelen; motiveren; scherpen; slijpen; starten; wetten
aguzar spitsen

Related Words for "spitsen":