Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- doorgeven:
-
Wiktionary:
- doorgeven → transmitir, pasar, conferir, legar, heredar
Dutch
Detailed Translations for doorgeven from Dutch to Spanish
doorgeven:
-
doorgeven (doorvertellen; rondvertellen; doorspelen; rondbrieven)
pasar; comunicar; hacer correr la voz; repasar; chismorrear-
pasar verb
-
comunicar verb
-
hacer correr la voz verb
-
repasar verb
-
chismorrear verb
-
-
doorgeven (verder reiken)
-
doorgeven (verder geven)
-
doorgeven
Conjugations for doorgeven:
o.t.t.
- geef door
- geeft door
- geeft door
- geven door
- geven door
- geven door
o.v.t.
- gaf door
- gaf door
- gaf door
- gaven door
- gaven door
- gaven door
v.t.t.
- heb doorgegeven
- hebt doorgegeven
- heeft doorgegeven
- hebben doorgegeven
- hebben doorgegeven
- hebben doorgegeven
v.v.t.
- had doorgegeven
- had doorgegeven
- had doorgegeven
- hadden doorgegeven
- hadden doorgegeven
- hadden doorgegeven
o.t.t.t.
- zal doorgeven
- zult doorgeven
- zal doorgeven
- zullen doorgeven
- zullen doorgeven
- zullen doorgeven
o.v.t.t.
- zou doorgeven
- zou doorgeven
- zou doorgeven
- zouden doorgeven
- zouden doorgeven
- zouden doorgeven
en verder
- is doorgegeven
- zijn doorgegeven
diversen
- geef door!
- geeft door!
- doorgegeven
- doorgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze