Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- pleister:
- pleisteren:
-
Wiktionary:
- pleister → tirita
- pleister → esparadrapo, apósito, tirita, parche curita, curita, yeso
- pleisteren → enlucir, enyesar, estucar
- pleisteren → revestir, enfundar, poner, sobreponer, revocar
Dutch
Detailed Translations for pleister from Dutch to Spanish
pleister:
-
de pleister (stuc)
-
de pleister (hechtpleister; kleefpleister)
Translation Matrix for pleister:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cal | pleister; stuc | kalk; witkalk; witsel |
calcio | pleister; stuc | calcium; kalk |
emplasto | hechtpleister; kleefpleister; pleister; stuc | kalk |
escayola | hechtpleister; kleefpleister; pleister; stuc | gips; gipsverband; kalk |
esparadrapo | hechtpleister; kleefpleister; pleister | wondpleister |
estuco | pleister; stuc | kalk; plamuur; plamuursel |
parche | hechtpleister; kleefpleister; pleister | inzetstuk; maaslap; stoplap |
tirita | hechtpleister; kleefpleister; pleister | wondpleister |
yeso | pleister; stuc | afgieting; afgietsel; gietsel; gips; kalk; vorm |
Related Words for "pleister":
Related Definitions for "pleister":
Wiktionary Translations for pleister:
pleister
Cross Translation:
noun
-
een dun voorwerp dat ter bescherming over een kleine wond geplakt kan worden
- pleister → tirita
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pleister | → esparadrapo; apósito; tirita; parche curita; curita | ↔ band-aid — adhesive bandage |
• pleister | → yeso | ↔ plâtre — (familier, fr) gypse qui se trouver par couches dans le sein de la terre. |
pleisteren:
-
pleisteren (van pleister voorzien; bepleisteren)
Conjugations for pleisteren:
o.t.t.
- pleister
- pleistert
- pleistert
- pleisteren
- pleisteren
- pleisteren
o.v.t.
- pleisterde
- pleisterde
- pleisterde
- pleisterden
- pleisterden
- pleisterden
v.t.t.
- heb gepleisterd
- hebt gepleisterd
- heeft gepleisterd
- hebben gepleisterd
- hebben gepleisterd
- hebben gepleisterd
v.v.t.
- had gepleisterd
- had gepleisterd
- had gepleisterd
- hadden gepleisterd
- hadden gepleisterd
- hadden gepleisterd
o.t.t.t.
- zal pleisteren
- zult pleisteren
- zal pleisteren
- zullen pleisteren
- zullen pleisteren
- zullen pleisteren
o.v.t.t.
- zou pleisteren
- zou pleisteren
- zou pleisteren
- zouden pleisteren
- zouden pleisteren
- zouden pleisteren
diversen
- pleister!
- pleistert!
- gepleisterd
- pleisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for pleisteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
enlucir | bepleisteren; pleisteren; van pleister voorzien | aansteken; aanstrijken; doen ontvlammen; lichter worden van kleur; oplichten |
enyesar | bepleisteren; pleisteren; van pleister voorzien | |
estucar | bepleisteren; pleisteren; van pleister voorzien | stukadoren |