Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- er uitzien:
- eruit zien:
-
Wiktionary:
- er uitzien → parecer, figurársele, aparecer
Dutch
Detailed Translations for er uitzien from Dutch to Spanish
eruitzien:
Related Definitions for "eruitzien":
er uitzien:
-
er uitzien (ogen)
parecer; aparecer; tener aspecto de; parecerse-
parecer verb
-
aparecer verb
-
tener aspecto de verb
-
parecerse verb
-
Translation Matrix for er uitzien:
Wiktionary Translations for er uitzien:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• er uitzien | → parecer; figurársele; aparecer | ↔ paraître — exposer à la vue, se faire ou se laisser voir, se manifester. |
eruit zien:
-
eruit zien (lijken; schijnen; toeschijnen)
Conjugations for eruit zien:
o.t.t.
- zie eruit
- ziet eruit
- ziet eruit
- zien eruit
- zien eruit
- zien eruit
o.v.t.
- zag eruit
- zag eruit
- zag eruit
- zagen eruit
- zagen eruit
- zagen eruit
v.t.t.
- heb eruit gezien
- hebt eruit gezien
- heeft eruit gezien
- hebben eruit gezien
- hebben eruit gezien
- hebben eruit gezien
v.v.t.
- had eruit gezien
- had eruit gezien
- had eruit gezien
- hadden eruit gezien
- hadden eruit gezien
- hadden eruit gezien
o.t.t.t.
- zal eruit zien
- zult eruit zien
- zal eruit zien
- zullen eruit zien
- zullen eruit zien
- zullen eruit zien
o.v.t.t.
- zou eruit zien
- zou eruit zien
- zou eruit zien
- zouden eruit zien
- zouden eruit zien
- zouden eruit zien
diversen
- zie eruit!
- ziet eruit!
- eruit gezien
- eruit ziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for eruit zien:
Noun | Related Translations | Other Translations |
parecer | denkbeeld; gedachte; gezindheid; idee; kijk; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; oordeel; opinie; opvatting; overtuiging; vaststaande mening; visie; zienswijze | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
parecer | eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen | aanbieden; corresponderen; de schijn van iets hebben; dunken; er uitzien; laten zien; offreren; ogen; overeenkomen; overeenstemmen; presenteren; schijnen; stroken; tonen; voorleggen |
parecerse | eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen | er uitzien; ogen |