Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- ontwrichten:
-
Wiktionary:
- ontwrichten → desarticular, desquiciar
- ontwrichten → socavar
Dutch
Detailed Translations for ontwrichtend from Dutch to Spanish
ontwrichten:
-
ontwrichten (disloqueren; uit het lid brengen)
-
ontwrichten (verstuiken; zwikken; verzwikken)
-
ontwrichten (verlammen; krachteloos maken)
Conjugations for ontwrichten:
o.t.t.
- ontwricht
- ontwricht
- ontwricht
- ontwrichten
- ontwrichten
- ontwrichten
o.v.t.
- ontwrichtte
- ontwrichtte
- ontwrichtte
- ontwrichtten
- ontwrichtten
- ontwrichtten
v.t.t.
- heb ontwricht
- hebt ontwricht
- heeft ontwricht
- hebben ontwricht
- hebben ontwricht
- hebben ontwricht
v.v.t.
- had ontwricht
- had ontwricht
- had ontwricht
- hadden ontwricht
- hadden ontwricht
- hadden ontwricht
o.t.t.t.
- zal ontwrichten
- zult ontwrichten
- zal ontwrichten
- zullen ontwrichten
- zullen ontwrichten
- zullen ontwrichten
o.v.t.t.
- zou ontwrichten
- zou ontwrichten
- zou ontwrichten
- zouden ontwrichten
- zouden ontwrichten
- zouden ontwrichten
en verder
- ben ontwricht
- bent ontwricht
- is ontwricht
- zijn ontwricht
- zijn ontwricht
- zijn ontwricht
diversen
- ontwricht!
- ontwricht!
- ontwricht
- ontwrichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontwrichten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
descoyuntar | disloqueren; ontwrichten; uit het lid brengen | |
desquiciar | disloqueren; ontwrichten; uit het lid brengen | door elkaar halen; in de war maken |
dislocar | disloqueren; ontwrichten; uit het lid brengen; verstuiken; verzwikken; zwikken | |
entorpecer | krachteloos maken; ontwrichten; verlammen | afstompen; kazen; kwaad doen; nadelig zijn; schaden; vervlakken |
paralizar | krachteloos maken; ontwrichten; verlammen | lamleggen; verlammen |
Wiktionary Translations for ontwrichten:
ontwrichten
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) losmaken uit hun gewricht
- ontwrichten → desarticular; desquiciar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontwrichten | → socavar | ↔ undermine — hinder, sabotage |