Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. bezetenheid:
  2. bezeten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bezetenheid from Dutch to Spanish

bezetenheid:

bezetenheid [de ~ (v)] noun

  1. de bezetenheid (obsessie)
    la obsesión

Translation Matrix for bezetenheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
obsesión bezetenheid; obsessie dwanggedachte; dwangvoorstelling; fixatie; gefixeerdheid; idee-fixe; manie; obsessie; overdreven voorliefde; pathologische opgewondenheid; rage

Related Words for "bezetenheid":


Wiktionary Translations for bezetenheid:


Cross Translation:
FromToVia
bezetenheid obsesión obsession — compulsive or irrational preoccupation

bezeten:


Translation Matrix for bezeten:

NounRelated TranslationsOther Translations
fanático aanhouder; doordrammer; dweper; fanaat; fanaticus; fanatiekeling; freak; haarklover; ijveraar; kwezel; maniak; mierenneuker; muggenzifter; scherpslijper; zeloot
ModifierRelated TranslationsOther Translations
endemoniado bezeten; fanatiek bliksems; gemotiveerd; ijzingwekkend; motivatie bezittend; ontzettend; schrikbarend; schrikwekkend; verdraaid; verduiveld; vreselijk
fanático bezeten; fanatiek bezetene; dweepziek; dweperig; fanatieke
ferviente bezeten; fanatiek fervent; verhit; vurig
obsesionado bezeten; fanatiek bezetene; fanatieke; gemotiveerd; motivatie bezittend
poseso bezeten; fanatiek gemotiveerd; motivatie bezittend
poseído bezeten; fanatiek bezetene; fanatieke; gemotiveerd; motivatie bezittend

Related Words for "bezeten":


Wiktionary Translations for bezeten:

bezeten
adjective
  1. onder de invloed van een boze geest zijn

Cross Translation:
FromToVia
bezeten frenético frenetic — fast, frantic, harried, or frenzied