Dutch

Detailed Translations for bespiegelen from Dutch to Spanish

bespiegelen:

bespiegelen verb (bespiegel, bespiegelt, bespiegelde, bespiegelden, bespiegeld)

  1. bespiegelen (overpeinzen; beschouwen; nadenken; )

Conjugations for bespiegelen:

o.t.t.
  1. bespiegel
  2. bespiegelt
  3. bespiegelt
  4. bespiegelen
  5. bespiegelen
  6. bespiegelen
o.v.t.
  1. bespiegelde
  2. bespiegelde
  3. bespiegelde
  4. bespiegelden
  5. bespiegelden
  6. bespiegelden
v.t.t.
  1. heb bespiegeld
  2. hebt bespiegeld
  3. heeft bespiegeld
  4. hebben bespiegeld
  5. hebben bespiegeld
  6. hebben bespiegeld
v.v.t.
  1. had bespiegeld
  2. had bespiegeld
  3. had bespiegeld
  4. hadden bespiegeld
  5. hadden bespiegeld
  6. hadden bespiegeld
o.t.t.t.
  1. zal bespiegelen
  2. zult bespiegelen
  3. zal bespiegelen
  4. zullen bespiegelen
  5. zullen bespiegelen
  6. zullen bespiegelen
o.v.t.t.
  1. zou bespiegelen
  2. zou bespiegelen
  3. zou bespiegelen
  4. zouden bespiegelen
  5. zouden bespiegelen
  6. zouden bespiegelen
diversen
  1. bespiegel!
  2. bespiegelt!
  3. bespiegeld
  4. bespiegelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bespiegelen [znw.] noun

  1. bespiegelen (beschouwelijkheid; contemplatie)
    la contemplación

Translation Matrix for bespiegelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
contemplación beschouwelijkheid; bespiegelen; contemplatie aanschouwen; aanschouwing; afweging; apperceptie; bespiegeling; gepeins; meditatie; observatie; observeren; overdenking; overdenking met commentaar; overpeinzing; overweging; perceptie; waarneming; zien
contemplar aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken
fantasear fantaseren; opdissen
pensar denken; prakkizeren
VerbRelated TranslationsOther Translations
agradar bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen aangenaam aandoen; aanstaan; behagen; believen; bevallen; gelieven; goeddunken; plezieren
considerar bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen aanmerken; aannemen; afwegen; beraadslagen; beraden; beschouwen; consideren; considereren; geloven; iets overwegen; in overweging nemen; op het oog hebben; overdenken; overleggen; overwegen; raad inwinnen; zich beraden
contemplar bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen aanschouwen; afwegen; bekijken; beschouwen; blikken; blikken werpen; gadeslaan; gewaarworden; horen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; overdenken; overwegen; signaleren; speurend kijken; staren; toezien; turen; voelen; waarnemen; zien
fantasear bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
idear bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
meditar bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen considereren; in overweging nemen; mijmeren; overwegen
pensar bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen afwegen; bedenken; beschouwen; considereren; denken; fantaseren; in overweging nemen; inleven; invoelen; meedenken; meeleven; mijmeren; nadenken; overdenken; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voelen; voorwenden
reflexionar bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen afwegen; beschouwen; bezinnen; considereren; in gedachten verzonken zijn; in overweging nemen; mijmeren; nadenken; overdenken; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren; raad inwinnen; zich beraden
reflexionar sobre bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen afwegen; beschouwen; considereren; in overweging nemen; overdenken; overwegen; raad inwinnen; zich beraden