Dutch
Detailed Translations for crediteren from Dutch to Spanish
crediteren:
-
crediteren
-
crediteren
Conjugations for crediteren:
o.t.t.
- crediteer
- crediteert
- crediteert
- crediteren
- crediteren
- crediteren
o.v.t.
- crediteerde
- crediteerde
- crediteerde
- crediteerden
- crediteerden
- crediteerden
v.t.t.
- heb gecrediteerd
- hebt gecrediteerd
- heeft gecrediteerd
- hebben gecrediteerd
- hebben gecrediteerd
- hebben gecrediteerd
v.v.t.
- had gecrediteerd
- had gecrediteerd
- had gecrediteerd
- hadden gecrediteerd
- hadden gecrediteerd
- hadden gecrediteerd
o.t.t.t.
- zal crediteren
- zult crediteren
- zal crediteren
- zullen crediteren
- zullen crediteren
- zullen crediteren
o.v.t.t.
- zou crediteren
- zou crediteren
- zou crediteren
- zouden crediteren
- zouden crediteren
- zouden crediteren
en verder
- ben gecrediteerd
- bent gecrediteerd
- is gecrediteerd
- zijn gecrediteerd
- zijn gecrediteerd
- zijn gecrediteerd
diversen
- crediteer!
- crediteert!
- gecrediteerd
- crediterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for crediteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
Abonar | crediteren | |
acreditar | crediteren | bekrachtigen; bestempelen; borg staan; certificeren; instaan; merken; ratificeren; waarmerken |