Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. exodus:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for exodus from Dutch to Spanish

exodus:

exodus [de ~ (m)] noun

  1. de exodus (leegloop)
    el ocio; el vacío
  2. de exodus (uittocht)
    la salida; el éxodo

Translation Matrix for exodus:

NounRelated TranslationsOther Translations
ocio exodus; leegloop geluier; ledigheid; leegte; luilakkerij; vrije tijd
salida exodus; uittocht afreis; afrit; afvaart; afvaren; hulpmiddel; redmiddel; ressource; uitgang; uitloop; uitrit; uitvaren; uitvoer; uitweg; vertrek
vacío exodus; leegloop gaping; gebrek; hiaat; ledigheid; leegte; luchtledige ruimte; manco; vacuüm; zwakheid
éxodo exodus; uittocht
ModifierRelated TranslationsOther Translations
vacío blanco; inhoudsloos; ledig; leeg; luchtledig; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbeschreven; onbewoond; onbezet; ongebruikt; ongeopend; oningevuld; vacuum; zonder inhoud

Related Words for "exodus":

  • exodussen

Wiktionary Translations for exodus:


Cross Translation:
FromToVia
exodus éxodo exodus — sudden departure
exodus salida sortieaction de sortir.