Summary
Dutch
Detailed Translations for bezweren from Dutch to Spanish
bezweren:
-
bezweren (slangen bezweren)
-
bezweren (uitbannen; verbannen; verdrijven; bannen; uitzetten; uitstoten; uitwijzen; verjagen; wegjagen)
Conjugations for bezweren:
o.t.t.
- bezweer
- bezweert
- bezweert
- bezweren
- bezweren
- bezweren
o.v.t.
- bezweerde
- bezweerde
- bezweerde
- bezweerden
- bezweerden
- bezweerden
v.t.t.
- heb bezweerd
- hebt bezweerd
- heeft bezweerd
- hebben bezweerd
- hebben bezweerd
- hebben bezweerd
v.v.t.
- had bezweerd
- had bezweerd
- had bezweerd
- hadden bezweerd
- hadden bezweerd
- hadden bezweerd
o.t.t.t.
- zal bezweren
- zult bezweren
- zal bezweren
- zullen bezweren
- zullen bezweren
- zullen bezweren
o.v.t.t.
- zou bezweren
- zou bezweren
- zou bezweren
- zouden bezweren
- zouden bezweren
- zouden bezweren
diversen
- bezweer!
- bezweert!
- bezweerd
- bezwerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bezweren:
Wiktionary Translations for bezweren:
bezweren
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) met een toverspreuk onder controle weten te brengen
- bezweren → conjurar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bezweren | → encantar | ↔ charm — seduce, entrance or fascinate |
• bezweren | → encantar; hechizar | ↔ charm — use a magical charm |
• bezweren | → implorar | ↔ implorer — demander humblement et avec instance, secours, faveur, ou grâce. |
• bezweren | → solicitar; suplicar; atraer; seducir; cautivar | ↔ solliciter — inciter ou exciter à faire quelque chose. |