Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- benaderen:
-
Wiktionary:
- benaderen → dirigirse, sondear, enfocar, acometer, aproximarse, calcular aproximadamente, aproximar
- benaderen → aproximar, acercarse, aproximarse, aproximación
Dutch
Detailed Translations for benaderen from Dutch to Spanish
benaderen:
-
benaderen (toenaderen)
aproximarse; acercarse; corresponder a; acercarse a; aproximarse a; acercar-
aproximarse verb
-
acercarse verb
-
corresponder a verb
-
acercarse a verb
-
aproximarse a verb
-
acercar verb
-
Conjugations for benaderen:
o.t.t.
- benader
- benadert
- benadert
- benaderen
- benaderen
- benaderen
o.v.t.
- benaderde
- benaderde
- benaderde
- benaderden
- benaderden
- benaderden
v.t.t.
- heb benaderd
- hebt benaderd
- heeft benaderd
- hebben benaderd
- hebben benaderd
- hebben benaderd
v.v.t.
- had benaderd
- had benaderd
- had benaderd
- hadden benaderd
- hadden benaderd
- hadden benaderd
o.t.t.t.
- zal benaderen
- zult benaderen
- zal benaderen
- zullen benaderen
- zullen benaderen
- zullen benaderen
o.v.t.t.
- zou benaderen
- zou benaderen
- zou benaderen
- zouden benaderen
- zouden benaderen
- zouden benaderen
diversen
- benader!
- benadert!
- benaderd
- benaderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
benaderen (spreken tot; aanspreken)
Translation Matrix for benaderen:
Wiktionary Translations for benaderen:
benaderen
Cross Translation:
verb
-
naartoe gaan en aanspreken
-
aanpakken
-
bijna bereiken
- benaderen → aproximarse
-
geen exacte berekening maar een bepaling
- benaderen → calcular aproximadamente; aproximar; aproximarse
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• benaderen | → aproximar | ↔ approach — To draw near, in a figurative sense |
• benaderen | → acercarse; aproximarse | ↔ approach — To come near to in place, time, or character |
• benaderen | → aproximación | ↔ approximation — act of approximating |