Dutch
Detailed Translations for attenderen from Dutch to Spanish
attenderen:
-
attenderen (wijzen)
advertir; llamar la atención sobre; hacer referencia; dar informes; informar; informar acerca de-
advertir verb
-
hacer referencia verb
-
dar informes verb
-
informar verb
-
informar acerca de verb
-
Conjugations for attenderen:
o.t.t.
- attendeer
- attendeert
- attendeert
- attenderen
- attenderen
- attenderen
o.v.t.
- attendeerde
- attendeerde
- attendeerde
- attendeerden
- attendeerden
- attendeerden
v.t.t.
- heb geattendeerd
- hebt geattendeerd
- heeft geattendeerd
- hebben geattendeerd
- hebben geattendeerd
- hebben geattendeerd
v.v.t.
- had geattendeerd
- had geattendeerd
- had geattendeerd
- hadden geattendeerd
- hadden geattendeerd
- hadden geattendeerd
o.t.t.t.
- zal attenderen
- zult attenderen
- zal attenderen
- zullen attenderen
- zullen attenderen
- zullen attenderen
o.v.t.t.
- zou attenderen
- zou attenderen
- zou attenderen
- zouden attenderen
- zouden attenderen
- zouden attenderen
diversen
- attendeer!
- attendeert!
- geattendeerd
- attenderende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze