Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- verschalken:
-
Wiktionary:
- verschalken → tomar el pelo, cachondearse
Dutch
Detailed Translations for verschalken from Dutch to Spanish
verschalken:
-
verschalken (nuttigen)
Conjugations for verschalken:
o.t.t.
- verschalk
- verschalkt
- verschalkt
- verschalken
- verschalken
- verschalken
o.v.t.
- verschalkte
- verschalkte
- verschalkte
- verschalkten
- verschalkten
- verschalkten
v.t.t.
- heb verschalkt
- hebt verschalkt
- heeft verschalkt
- hebben verschalkt
- hebben verschalkt
- hebben verschalkt
v.v.t.
- had verschalkt
- had verschalkt
- had verschalkt
- hadden verschalkt
- hadden verschalkt
- hadden verschalkt
o.t.t.t.
- zal verschalken
- zult verschalken
- zal verschalken
- zullen verschalken
- zullen verschalken
- zullen verschalken
o.v.t.t.
- zou verschalken
- zou verschalken
- zou verschalken
- zouden verschalken
- zouden verschalken
- zouden verschalken
diversen
- verschalk!
- verschalkt!
- verschalkt
- verschalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verschalken:
Wiktionary Translations for verschalken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verschalken | → tomar el pelo; cachondearse | ↔ verarschen — (transitiv); salopp: jemandem zu seinem eigenen Vorteil beziehungsweise zur allgemeinen Belustigung eine Unwahrheit erzählen, sich über jemanden lustig machen |