Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- handelen:
- handel:
-
Wiktionary:
- handelen → comerciar, cambiar, canjear, intercambiar, modo de proceder, procedimiento, operar
- handel → comercio, gremio
- handel → comercio, gremio
Dutch
Detailed Translations for handelen from Dutch to Spanish
handelen:
-
handelen (ageren)
-
handelen (doen; uitvoeren; verrichten; uitrichten)
hacer; hacer realizar; actuar; efectuar; realizar-
hacer verb
-
hacer realizar verb
-
actuar verb
-
efectuar verb
-
realizar verb
-
-
handelen (handel drijven)
-
handelen (te werk gaan; werken; opereren; manipuleren; procederen; optreden; leven)
Conjugations for handelen:
o.t.t.
- handel
- handelt
- handelt
- handelen
- handelen
- handelen
o.v.t.
- handelde
- handelde
- handelde
- handelden
- handelden
- handelden
v.t.t.
- heb gehandeld
- hebt gehandeld
- heeft gehandeld
- hebben gehandeld
- hebben gehandeld
- hebben gehandeld
v.v.t.
- had gehandeld
- had gehandeld
- had gehandeld
- hadden gehandeld
- hadden gehandeld
- hadden gehandeld
o.t.t.t.
- zal handelen
- zult handelen
- zal handelen
- zullen handelen
- zullen handelen
- zullen handelen
o.v.t.t.
- zou handelen
- zou handelen
- zou handelen
- zouden handelen
- zouden handelen
- zouden handelen
diversen
- handel!
- handelt!
- gehandeld
- handelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
handelen (ageren)
Translation Matrix for handelen:
Related Words for "handelen":
Related Definitions for "handelen":
Wiktionary Translations for handelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• handelen | → comerciar | ↔ deal — trade |
• handelen | → cambiar; canjear; intercambiar | ↔ exchange — To trade or barter |
• handelen | → modo de proceder; procedimiento | ↔ Vorgangsweise — vor allem österreichisch: Art und Weise, wie man vorgehen; Plan über das Vorgehen |
• handelen | → operar | ↔ opérer — accomplir une œuvre, produire un effet. |
handel:
-
de handel (commercie)
-
de handel (winkelbedrijf; zaak; nering; kleine onderneming; bedrijf)
-
de handel (goederenhandel; markt)
-
de handel (koopwaar; handelswaar; nering; koophandel; waar; klandizie)
-
de handel (handeldrijven; handelsverkeer; koophandel; nering; ruilverkeer)
-
de handel (handgreep; handvat; greep; hendel)
la manija; la empuñadura; la palanca; el agarro; la artimaña; el tirador; la oreja; el acorde; el artificio; la agarradero; el botón; la empuñadora; la mercancías; el taburete; la manivela -
de handel (koophandel; negotie; handelsverkeer)