Summary
Dutch
Detailed Translations for publiek from Dutch to Spanish
publiek:
-
het publiek (gehoor)
-
publiek (openbaar)
Translation Matrix for publiek:
Noun | Related Translations | Other Translations |
audiencia | gehoor; publiek | audiëntie; gerechtsgebouw; hearing; hoorzitting; rechtsgebouw |
oyentes | gehoor; publiek | |
público | gehoor; publiek | doelgroep; getuige; omstander; schouwburgpubliek; toeschouwer |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
abierto | openbaar; publiek | aangebroken; attent; benaderbaar; cru; frank; galant; genaakbaar; geopend; hoffelijk; met open vizier; niet dicht; onbevangen; onbewimpeld; onomwonden; ontsloten; ontvankelijk; onverbloemd; onverholen; open; opengelegd; opengemaakt; opengesprongen; opengesteld; openhartig; openlijk; openstaand; oprecht; rechttoe; rechttoe rechtaan; ridderlijk; rondborstig; ronduit; toegankelijk; vatbaar; volmondig; voorkomend; vrij; vrijelijk; vrijuit |
- | openbaar | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
en público | openbaar; publiek | |
público | openbaar; publiek | ruchtbaar; wereldkundig |
Related Words for "publiek":
Synonyms for "publiek":
Antonyms for "publiek":
Related Definitions for "publiek":
Wiktionary Translations for publiek:
publiek
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• publiek | → público; audiencia | ↔ audience — group of people seeing a performance |
• publiek | → público | ↔ audience — readership of a written publication |
• publiek | → audiencia; público | ↔ auditory — an assembly of hearers; an audience |
• publiek | → público | ↔ public — pertaining to people as a whole |
• publiek | → público | ↔ Publikum — Bezeichnung für die Öffentlichkeit, sowie für die Gesamtheit der Zuschauer, Zuhörer, Besucher, etc. |
• publiek | → público | ↔ public — Masse de gens non structurée |