Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. bevoegdheid:
  2. bevoegd:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bevoegdheid from Dutch to Spanish

bevoegdheid:

bevoegdheid [de ~ (v)] noun

  1. de bevoegdheid (bevoegd zijn)
    la autorización; la competencia
  2. de bevoegdheid (competentie)
    la competencia; la facultad; el autoridad
  3. de bevoegdheid
    el privilegio

Translation Matrix for bevoegdheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
autoridad bevoegdheid; competentie autoriteit; autoriteiten; force majeure; gezag; gezaghebber; gezaghebbers; gezagsdrager; gezagsorgaan; gouvernement; heerschappij; instantie; invloed; kabinet; kracht; macht; overmacht; regering; vermogen
autorización bevoegd zijn; bevoegdheid accoord; akkoord; autorisatie; bekrachtiging; bevestiging; fiat; geven van volmacht; goedkeuring; goedvinden; instemming; lastbrief; lastgeving; licentie; machtiging; mandaat; permissie; procuratie; toestemming; vergunning; volmacht; vrijbrief; welbevinden
competencia bevoegd zijn; bevoegdheid; competentie bekwaamheid; capabelheid; capaciteit; competentie; concurrentie; doorkneedheid; kwaliteit; mate van kunstbeheersing; rivaliteit; techniek; ter zake kundigheid; wedijver
facultad bevoegdheid; competentie aandrijving; capabelheid; competentie; faculteit; stuwkracht; voortstuwing
privilegio bevoegdheid bevoorrechting; privilege; voorrecht

Related Words for "bevoegdheid":


Wiktionary Translations for bevoegdheid:


Cross Translation:
FromToVia
bevoegdheid autoridad authority — power to enforce rules or give orders
bevoegdheid autorización; permiso autorisationaction d’autoriser.
bevoegdheid derecho droit — philosophie|fr fondement des règles, des codes, qui régissent les rapports des hommes dans la société.

bevoegd:


Translation Matrix for bevoegd:

NounRelated TranslationsOther Translations
autorizado gerechtigde
ModifierRelated TranslationsOther Translations
autorizado bevoegd geautoriseerd; gerechtigd; gewettigd
calificado bevoegd bekwaam; capabel; competent; deskundig; doorkneed; gediplomeerd; gekwalificeerd; geschikt; oordeelkundig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
competente bevoegd bedreven; bekwaam; capabel; competent; deskundig; doorkneed; ervaren; fysiek in staat; geoefend; geschikt; in staat; oordeelkundig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
justificado bevoegd aannemelijk; billijk; geautoriseerd; geldig; gerechtigd; gerechtvaardigd; gewettigd; legitiem; op deugdelijke gronden steunend; rechtmatig; rechtvaardig; valabel; valide; wetmatig; wettig
legítimo bevoegd aannemelijk; billijk; degelijk; geautoriseerd; gefundeerd; gegrond; geldig; gerechtigd; gerechtvaardigd; gewettigd; gewoonweg; klinkklaar; legaal; legitiem; logisch; op deugdelijke gronden steunend; op goede gronden steunend; rechtmatig; rechtsgeldig; rechttoe; rechtvaardig; solide; steekhoudend; valabel; valide; wetmatig; wettelijk; wettig

Related Words for "bevoegd":


Wiktionary Translations for bevoegd:

bevoegd
adjective
  1. officieel gerechtigd zijn iets te doen

Cross Translation:
FromToVia
bevoegd competentes; competente competent — Skilled
bevoegd competente compétent — juri|fr Qui appartenir, qui est dû en vertu de certains droits. Il ne se dit, en ce sens, que d’une portion de quelque bien, de quelque domaine.