Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- buurt:
- buurten:
-
Wiktionary:
- buurt → barrio, barriada, cercania
- buurt → vecindad, barrio, colonia, fraccionamiento, barriada, vecindario
-
User Contributed Translations for buurt:
- vecindario
Dutch
Detailed Translations for buurt from Dutch to Spanish
buurt:
-
de buurt (stadswijk; wijk; woonwijk; plein; stadskwartier; centrum; buitenwijk; sectie; handelswijk; stadsdeel)
-
de buurt (nabijheid)
Translation Matrix for buurt:
Noun | Related Translations | Other Translations |
barriada | buitenwijk; buurt; centrum; handelswijk; plein; sectie; stadsdeel; stadskwartier; stadswijk; wijk; woonwijk | |
barrio | buitenwijk; buurt; centrum; handelswijk; nabijheid; plein; sectie; stadsdeel; stadskwartier; stadswijk; wijk; woonwijk | afstand; baan; baanvak; district; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; vliegreis; vliegtocht; vlucht; weg |
cercanía | buurt; nabijheid | |
proximidad | buurt; nabijheid | |
vecindad | buurt; nabijheid |
Related Words for "buurt":
Related Definitions for "buurt":
Wiktionary Translations for buurt:
buurt
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• buurt | → vecindad; barrio | ↔ neighborhood — nearby area |
• buurt | → barrio; vecindad; colonia; fraccionamiento | ↔ neighbourhood — close proximity, particularly in reference to home |
• buurt | → barrio | ↔ Viertel — eine Wohngegend; ein Häuserblock |
• buurt | → barrio; barriada; vecindario; colonia | ↔ quartier — quart, une des quatre parties plus ou moins égales d'un tout. |
buurten:
-
buurten
Conjugations for buurten:
o.t.t.
- buurt
- buurt
- buurt
- buurten
- buurten
- buurten
o.v.t.
- buurtde
- buurtde
- buurtde
- buurtden
- buurtden
- buurtden
v.t.t.
- heb gebuurt
- hebt gebuurt
- heeft gebuurt
- hebben gebuurt
- hebben gebuurt
- hebben gebuurt
v.v.t.
- had gebuurt
- had gebuurt
- had gebuurt
- hadden gebuurt
- hadden gebuurt
- hadden gebuurt
o.t.t.t.
- zal buurten
- zult buurten
- zal buurten
- zullen buurten
- zullen buurten
- zullen buurten
o.v.t.t.
- zou buurten
- zou buurten
- zou buurten
- zouden buurten
- zouden buurten
- zouden buurten
diversen
- buurt!
- buurt!
- gebuurt
- buurtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for buurten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
comadrear | buurten | belasteren; kwaadspreken; lasteren; roddelen |
visitar los vecinos | buurten |