Summary
Dutch
Detailed Translations for epoch from Dutch to Spanish
epoch:
-
epoch (tijdperk; periode; epoche; tijdvak; era; tijdsgewricht; tijdsverloop)
Translation Matrix for epoch:
Noun | Related Translations | Other Translations |
período | epoch; epoche; era; periode; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak | etappe; fase; interim; menstruatie; ongesteldheid; ontwikkelingsfase; parcoursetappe; periode; poosje; stadium; termijn; tijd; tijdruimte; tijdsbestek; tijdsbestek van een uur; tijdsduur; tijdsruimte; tussenpoos; tussentijd; uur |
época | epoch; epoche; era; periode; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak | tijd; tijdruimte |
epoche:
-
de epoche (tijdperk; periode; epoch; tijdvak; era; tijdsgewricht; tijdsverloop)
Translation Matrix for epoche:
Noun | Related Translations | Other Translations |
período | epoch; epoche; era; periode; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak | etappe; fase; interim; menstruatie; ongesteldheid; ontwikkelingsfase; parcoursetappe; periode; poosje; stadium; termijn; tijd; tijdruimte; tijdsbestek; tijdsbestek van een uur; tijdsduur; tijdsruimte; tussenpoos; tussentijd; uur |
época | epoch; epoche; era; periode; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak | tijd; tijdruimte |