Dutch

Detailed Translations for rust from Dutch to Spanish

rust:

rust [de ~] noun

  1. de rust (gemoedsrust; sereniteit; gerustheid)
    la tranquilidad; la confianza; la calma; la paz mental; la ecuanimidad; la confidencia; la serenidad
  2. de rust (vredigheid; kalmte)
    la tranquilidad; la calma; la paz
  3. de rust (rustigheid; vrede; kalmte)
    la calma; la serenidad
  4. de rust (rustpauze; rusttijd; verpozing; rustpoos)
    el descanso; el recreo; la pausa en el trabajo; el intermedio; la pausa; la interrupción

Translation Matrix for rust:

NounRelated TranslationsOther Translations
calma gemoedsrust; gerustheid; kalmte; rust; rustigheid; sereniteit; vrede; vredigheid bedaardheid; geduld; gemak; kalmheid; kalmte; koelbloedigheid; stilheid; stilte; stilzwijgendheid; zwijgzaamheid
confianza gemoedsrust; gerustheid; rust; sereniteit confidentie; fiducie; geloof; vertrouwen
confidencia gemoedsrust; gerustheid; rust; sereniteit bekentenis; gemoedsuiting; ontboezeming
descanso rust; rustpauze; rustpoos; rusttijd; verpozing onderbreking; pauze; respijt; rustpauze; rustpunt; speelkwartier; tussenpoos; uitstel; verpozing; werkpauze
ecuanimidad gemoedsrust; gerustheid; rust; sereniteit gelijkmatigheid; gelijkmoedigheid; kalmte; onverstoorbaarheid
intermedio rust; rustpauze; rustpoos; rusttijd; verpozing interim; intermezzo; onderbreking; pauze; speelkwartier; tussenpoos; tussenspel; tussentijd; werkpauze
interrupción rust; rustpauze; rustpoos; rusttijd; verpozing IRQ; breuk; gelazer; interrupt; interruptaanvraag; interruptie; narigheid; onderbreking; speelkwartier; storing; trammelant; verbreking; werkpauze
pausa rust; rustpauze; rustpoos; rusttijd; verpozing ledig uurtje; onderbreking; pauze; rustpauze; speelkwartier; tussenpoos; verpozing; werkpauze
pausa en el trabajo rust; rustpauze; rustpoos; rusttijd; verpozing lunchtijd; werkpauze
paz kalmte; rust; vredigheid vrede; vredestijd
paz mental gemoedsrust; gerustheid; rust; sereniteit
recreo rust; rustpauze; rustpoos; rusttijd; verpozing lunchtijd; ontspanning; recreatie; speelduur; speelduur van cd; speelkwartier; speeluur; verstrooiing; vrijetijdsbesteding; werkpauze
serenidad gemoedsrust; gerustheid; kalmte; rust; rustigheid; sereniteit; vrede bedaardheid; geduld; gelijkmatigheid; gelijkmoedigheid; gemak; glans; gloed; kalmheid; kalmte; koelbloedigheid; onverstoorbaarheid; stilheid; stilte; vrede; vredessituatie
tranquilidad gemoedsrust; gerustheid; kalmte; rust; sereniteit; vredigheid geruststelling; kalmering; kalmte; stilheid; stilte
- stilte
ModifierRelated TranslationsOther Translations
intermedio intermediair; tussenliggend

Related Words for "rust":

  • rustten

Synonyms for "rust":


Antonyms for "rust":


Related Definitions for "rust":

  1. pauze in voetbalwedstrijd1
    • je kunt wel iets inschenken, het is rust1
  2. toestand waarin je niets doet1
    • ik moet wat rust hebben1
  3. zonder geluiden of bewegingen1
    • de rust werd niet verstoord1

Wiktionary Translations for rust:


Cross Translation:
FromToVia
rust DEP; QEPD RIP — abbreviation: rest in peace
rust sosiego calm — the state with absence of noise and disturbance
rust paz; sosiego peace — tranquility, quiet, harmony
rust paz peace — state of mind
rust reposo repose — rest
rust reposo rest — relief afforded by sleeping; sleep
rust descanso; reposo rest — relief from exertion; state of quiet and recreation
rust reposo rest — peace, freedom from trouble, tranquility
rust pausa rest — pause of a specified length in a piece of music
rust reposo rest — physics: absence of motion
rust calma Frieden — Ruhe, beruhigende Stille
rust pausa pausesuspension, interruption momentanée d’une action.
rust descanso; pausa reposprivation, cessation de mouvement, d’activité ou d’effort,.

rust form of rusten:

rusten verb (rust, rustte, rustten, gerust)

  1. rusten (uitrusten; relaxen; verpozen)

Conjugations for rusten:

o.t.t.
  1. rust
  2. rust
  3. rust
  4. rusten
  5. rusten
  6. rusten
o.v.t.
  1. rustte
  2. rustte
  3. rustte
  4. rustten
  5. rustten
  6. rustten
v.t.t.
  1. heb gerust
  2. hebt gerust
  3. heeft gerust
  4. hebben gerust
  5. hebben gerust
  6. hebben gerust
v.v.t.
  1. had gerust
  2. had gerust
  3. had gerust
  4. hadden gerust
  5. hadden gerust
  6. hadden gerust
o.t.t.t.
  1. zal rusten
  2. zult rusten
  3. zal rusten
  4. zullen rusten
  5. zullen rusten
  6. zullen rusten
o.v.t.t.
  1. zou rusten
  2. zou rusten
  3. zou rusten
  4. zouden rusten
  5. zouden rusten
  6. zouden rusten
diversen
  1. rust!
  2. rust!
  3. gerust
  4. rustend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rusten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
descansar relaxen; rusten; uitrusten; verpozen pauzeren
reposar relaxen; rusten; uitrusten; verpozen

Wiktionary Translations for rusten:

rusten
verb
  1. werk of andere activiteit staken om het lichaam in staat te stellen weer op krachten te komen

Cross Translation:
FromToVia
rusten descansar; reposar rest — intransitive: take repose
rusten descansar reposer — Cesser de travailler, d’agir, d’être en mouvement, pour faire disparaître la fatigue.