Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. aanflitsen:


Dutch

Detailed Translations for aanflitsen from Dutch to Spanish

aanflitsen:

aanflitsen verb (flits aan, flitst aan, flitste aan, flitsten aan, aangeflitst)

  1. aanflitsen (aanfloepen)

Conjugations for aanflitsen:

o.t.t.
  1. flits aan
  2. flitst aan
  3. flitst aan
  4. flitsen aan
  5. flitsen aan
  6. flitsen aan
o.v.t.
  1. flitste aan
  2. flitste aan
  3. flitste aan
  4. flitsten aan
  5. flitsten aan
  6. flitsten aan
v.t.t.
  1. ben aangeflitst
  2. bent aangeflitst
  3. is aangeflitst
  4. zijn aangeflitst
  5. zijn aangeflitst
  6. zijn aangeflitst
v.v.t.
  1. was aangeflitst
  2. was aangeflitst
  3. was aangeflitst
  4. waren aangeflitst
  5. waren aangeflitst
  6. waren aangeflitst
o.t.t.t.
  1. zal aanflitsen
  2. zult aanflitsen
  3. zal aanflitsen
  4. zullen aanflitsen
  5. zullen aanflitsen
  6. zullen aanflitsen
o.v.t.t.
  1. zou aanflitsen
  2. zou aanflitsen
  3. zou aanflitsen
  4. zouden aanflitsen
  5. zouden aanflitsen
  6. zouden aanflitsen
diversen
  1. flits aan!
  2. flitst aan!
  3. aangeflitst
  4. aanflitsende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanflitsen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
encenderse aanflitsen; aanfloepen ontbranden; ontsteken; ontvlammen; vuur vatten