Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. aansterken:


Dutch

Detailed Translations for aansterken from Dutch to Spanish

aansterken:

aansterken verb (sterk aan, sterkt aan, sterkte aan, sterkten aan, aangesterkt)

  1. aansterken

Conjugations for aansterken:

o.t.t.
  1. sterk aan
  2. sterkt aan
  3. sterkt aan
  4. sterken aan
  5. sterken aan
  6. sterken aan
o.v.t.
  1. sterkte aan
  2. sterkte aan
  3. sterkte aan
  4. sterkten aan
  5. sterkten aan
  6. sterkten aan
v.t.t.
  1. ben aangesterkt
  2. bent aangesterkt
  3. is aangesterkt
  4. zijn aangesterkt
  5. zijn aangesterkt
  6. zijn aangesterkt
v.v.t.
  1. was aangesterkt
  2. was aangesterkt
  3. was aangesterkt
  4. waren aangesterkt
  5. waren aangesterkt
  6. waren aangesterkt
o.t.t.t.
  1. zal aansterken
  2. zult aansterken
  3. zal aansterken
  4. zullen aansterken
  5. zullen aansterken
  6. zullen aansterken
o.v.t.t.
  1. zou aansterken
  2. zou aansterken
  3. zou aansterken
  4. zouden aansterken
  5. zouden aansterken
  6. zouden aansterken
diversen
  1. sterk aan!
  2. sterkt aan!
  3. aangesterkt
  4. aansterkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aansterken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
recobrar fuerzas aansterken bekomen; op zijn verhaal komen