Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- achterstel:
- achterstellen:
-
Wiktionary:
- achterstellen → aplazar, postergar, atrasar, perecear, posponer, desdeñar, descuidar, desatender, despreciar, aborrecer
Dutch
Detailed Translations for achterstel from Dutch to Spanish
achterstel:
-
het achterstel
Translation Matrix for achterstel:
Related Words for "achterstel":
achterstellen:
-
achterstellen (discrimineren)
Conjugations for achterstellen:
o.t.t.
- stel achter
- stelt achter
- stelt achter
- stellen achter
- stellen achter
- stellen achter
o.v.t.
- stelde achter
- stelde achter
- stelde achter
- stelden achter
- stelden achter
- stelden achter
v.t.t.
- ben achtergesteld
- bent achtergesteld
- is achtergesteld
- zijn achtergesteld
- zijn achtergesteld
- zijn achtergesteld
v.v.t.
- was achtergesteld
- was achtergesteld
- was achtergesteld
- waren achtergesteld
- waren achtergesteld
- waren achtergesteld
o.t.t.t.
- zal achterstellen
- zult achterstellen
- zal achterstellen
- zullen achterstellen
- zullen achterstellen
- zullen achterstellen
o.v.t.t.
- zou achterstellen
- zou achterstellen
- zou achterstellen
- zouden achterstellen
- zouden achterstellen
- zouden achterstellen
diversen
- stel achter!
- stelt achter!
- achtergesteld
- achterstellende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for achterstellen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
discriminar | achterstellen; discrimineren | kwaad doen; nadelig zijn; schaden |
marginar | achterstellen; discrimineren | |
postergar | achterstellen; discrimineren | benadelen; duperen; kwaad doen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; opschorten; opschuiven; rekken; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven |
Related Words for "achterstellen":
Wiktionary Translations for achterstellen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• achterstellen | → aplazar; postergar; atrasar; perecear; posponer | ↔ postpone — to delay or put off an event |
• achterstellen | → desdeñar; descuidar; desatender; despreciar; aborrecer | ↔ dédaigner — considérer avec dédain. |
• achterstellen | → descuidar; desatender | ↔ négliger — Ne pas prendre soin d’une chose dont on devoir s’occuper. |