Noun | Related Translations | Other Translations |
arcén
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
pechstrook; vluchtstrook
|
chasco
|
afgang; blamage; echec; fiasco; flop; mislukking; misser; teschandemaking
|
domper; kaarsendover; keerzijde; schaduwzijde
|
cuesta
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
flauwe helling; glooiing
|
debacle
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
blunder; flater; misschot; misser
|
declive
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
achteruitgang; afdaling; daling; flauwe helling; glooiing; landing; steilte; verval
|
derrota
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
debacle; het verliezen; ineenstorting; ineenzakking; instorting; nederlaag; ondergang; overwonnen-worden; teloorgang; tenondergang; val; verlies
|
desacierto
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
feil; fout; incorrectheid; onjuistheid
|
descalabro
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
|
fallo
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
abuis; blunder; domheid; dwaling; feil; flater; fout; gebrek; giller; het uitspreken; incorrectheid; manco; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; onjuistheid; oordeelvelling; schuldigverklaring; tekort; tekortkoming; uitspraak; vergissing; veroordeling; vonnis
|
fiasco
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
blunder; enormiteit; flater; misschot; misser
|
fracaso
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
blunder; enormiteit; feil; flater; fout; incorrectheid; inzakking; knak; kneusje; knik; malaise; mislukkeling; misschot; misser; onjuistheid; slapheid; slapte; stuklopen; vastlopen
|
grada
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
scheepshelling
|
inclinación
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
buiging; confessie; declinatie; draaiing; geloof; geloofsovertuiging; genegenheid; geneigdheid; gerichtheid; gerichtheid op; gezindheid; gezindte; hang; inclinatie; inzakking; kromming; neiging; nijging; oriëntatie; oriëntatie op; overtuiging; scheefheid; scheefte; schuinheid; schuinte; steilte; tendentie; vaststaande mening
|
malogro
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
|
pendiente
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
oorring; steilte
|
pérdida
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
debacle; het verliezen; lek; lekkage; nederlaag; ondergang; overwonnen-worden; teloorgang; tenondergang; val; verlies
|
rampa
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
glijbaan; glijplank
|
talud
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
|
terraplén
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
aarden wal; borstwering; stadswal; veste
|
vertiente
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
flauwe helling; glooiing
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
pendiente
|
|
hangend; hangende; in afwachting van; in behandeling; onafgelost; onbeslist; onbetaald; onuitgemaakt; onvereffend; onvoldaan; taken
|