Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. afhankelijkheid:
  2. afhankelijk:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afhankelijkheid from Dutch to Spanish

afhankelijkheid:

afhankelijkheid [de ~ (v)] noun

  1. de afhankelijkheid (verslaving; gewenning; verslaafdheid)
    la adicción; la dependencia
  2. de afhankelijkheid (knechtschap)
    la esclavitud; el servilismo

Translation Matrix for afhankelijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
adicción afhankelijkheid; gewenning; verslaafdheid; verslaving
dependencia afhankelijkheid; gewenning; verslaafdheid; verslaving aanbouw; afdeling; ander filiaal; bijgebouw; departement; dependance; detachement; ledemaat; lichaamsdeel; lidmaat; onderhorigheid; sectie; subordinatie; tak; uitbouw
esclavitud afhankelijkheid; knechtschap lijfeigenenwerk; slavenarbeid; slavenwerk; slavernij
servilismo afhankelijkheid; knechtschap bescheidenheid; nederigheid; onderdanigheid; onderworpenheid; serviliteit; slaafsheid

Related Words for "afhankelijkheid":


Wiktionary Translations for afhankelijkheid:


Cross Translation:
FromToVia
afhankelijkheid dependencia dependence — state of being dependent
afhankelijkheid dependencia dependence — irresistible need
afhankelijkheid dependencia Abhängigkeit — Zustand, auf jemand oder etwas angewiesen zu sein
afhankelijkheid dependencia dépendance — État de qui, de ce qui dépend

afhankelijk:

afhankelijk adj

  1. afhankelijk (onzelfstandig)
  2. afhankelijk (onderschikkend)
  3. afhankelijk (horig)

Translation Matrix for afhankelijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
siervo dienaar; dienstknecht; horige; knecht; lijfeigene; slaaf
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
dependiente gebonden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
dependiente afhankelijk; onzelfstandig bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen
siervo afhankelijk; horig
subordinante afhankelijk; onderschikkend subordinerend

Related Words for "afhankelijk":


Antonyms for "afhankelijk":


Related Definitions for "afhankelijk":

  1. erdoor beslist of bepaald worden1
    • of we buiten sporten is afhankelijk van het weer1
  2. steun van iemand nodig hebben1
    • een kind is afhankelijk van zijn ouders1

Wiktionary Translations for afhankelijk:

afhankelijk
adjective
  1. genoodzaakt op anderen te vertrouwen

Cross Translation:
FromToVia
afhankelijk dependiente dependent — relying upon; depending upon