Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. aftrekking:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aftrekking from Dutch to Spanish

aftrekking:

aftrekking [de ~ (v)] noun

  1. de aftrekking (aftrek; deductie; vermindering)
    la deducción; la disminución
  2. de aftrekking (substractie; het aftrekken; van elkaar aftrekken)
    la substracción

Translation Matrix for aftrekking:

NounRelated TranslationsOther Translations
deducción aftrek; aftrekking; deductie; vermindering afleiden; deduceren; deflatie; korting; prijsdaling; prijsverlaging; reductie
disminución aftrek; aftrekking; deductie; vermindering afname; afname voorraad; afzwakking; daling; degradatie; korting; krimp; krimping; minder worden; prijsverlaging; reductie; slinking; teruggang; terugloop; terugzetting; val; verkleining; verlaging; vermindering
substracción aftrekking; het aftrekken; substractie; van elkaar aftrekken diefstal; ontvreemding

Wiktionary Translations for aftrekking:

aftrekking
noun
  1. rekenkundige bewerking waarbij een getal van een ander getal afgetrokken wordt

Cross Translation:
FromToVia
aftrekking sustracción SubtraktionMathematik: eine Rechenart, bei der eine Zahl von einer anderen abziehen wird