Summary
Dutch
Detailed Translations for baseer from Dutch to Spanish
baseren:
-
baseren (funderen)
Conjugations for baseren:
o.t.t.
- baseer
- baseert
- baseert
- baseren
- baseren
- baseren
o.v.t.
- baseerde
- baseerde
- baseerde
- baseerden
- baseerden
- baseerden
v.t.t.
- heb gebaseerd
- hebt gebaseerd
- heeft gebaseerd
- hebben gebaseerd
- hebben gebaseerd
- hebben gebaseerd
v.v.t.
- had gebaseerd
- had gebaseerd
- had gebaseerd
- hadden gebaseerd
- hadden gebaseerd
- hadden gebaseerd
o.t.t.t.
- zal baseren
- zult baseren
- zal baseren
- zullen baseren
- zullen baseren
- zullen baseren
o.v.t.t.
- zou baseren
- zou baseren
- zou baseren
- zouden baseren
- zouden baseren
- zouden baseren
diversen
- baseer!
- baseert!
- gebaseerd
- baserende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for baseren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
basar en | baseren; funderen | aarden; gronden |
Wiktionary Translations for baseren:
baseren
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) ~ op: gronden, doen steunen
- baseren → basar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• baseren | → basar | ↔ base — have as its foundation or starting point |
• baseren | → fundarse; basarse | ↔ basieren — auf einer Sache aufbauen, etwas zur Grundlage haben |
• baseren | → fundar; instituir; motivar | ↔ fonder — asseoir un bâtiment, un édifice sur des fondements. |