Dutch

Detailed Translations for beducht zijn from Dutch to Spanish

beducht zijn:

beducht zijn verb (ben beducht, bent beducht, is beducht, was beducht, waren beducht, beducht geweest)

  1. beducht zijn

Conjugations for beducht zijn:

o.t.t.
  1. ben beducht
  2. bent beducht
  3. is beducht
  4. zijn beducht
  5. zijn beducht
  6. zijn beducht
o.v.t.
  1. was beducht
  2. was beducht
  3. was beducht
  4. waren beducht
  5. waren beducht
  6. waren beducht
v.t.t.
  1. ben beducht geweest
  2. bent beducht geweest
  3. is beducht geweest
  4. zijn beducht geweest
  5. zijn beducht geweest
  6. zijn beducht geweest
v.v.t.
  1. was beducht geweest
  2. was beducht geweest
  3. was beducht geweest
  4. waren beducht geweest
  5. waren beducht geweest
  6. waren beducht geweest
o.t.t.t.
  1. zal beducht zijn
  2. zult beducht zijn
  3. zal beducht zijn
  4. zullen beducht zijn
  5. zullen beducht zijn
  6. zullen beducht zijn
o.v.t.t.
  1. zou beducht zijn
  2. zou beducht zijn
  3. zou beducht zijn
  4. zouden beducht zijn
  5. zouden beducht zijn
  6. zouden beducht zijn
diversen
  1. ben beducht!
  2. beducht geweest
  3. beducht zijnde
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beducht zijn:

VerbRelated TranslationsOther Translations
acobardarse por beducht zijn bezorgd wezen; duchten; in zorg zijn; terugschrikken voor
estar inquieto por beducht zijn
estar preocupado beducht zijn bezorgd wezen; bezorgd zijn; duchten; in zorg zijn
temer por beducht zijn
tener miedo beducht zijn angst hebben; bang zijn; bezorgd wezen; duchten; in zorg zijn; terugschrikken voor; vrees koesteren; vrezen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
temer por beducht

Related Translations for beducht zijn