Dutch
Detailed Translations for begluren from Dutch to Spanish
begluren:
-
begluren (gluren)
Conjugations for begluren:
o.t.t.
- begluur
- begluurt
- begluurt
- begluren
- begluren
- begluren
o.v.t.
- begluurde
- begluurde
- begluurde
- begluurden
- begluurden
- begluurden
v.t.t.
- heb begluurd
- hebt begluurd
- heeft begluurd
- hebben begluurd
- hebben begluurd
- hebben begluurd
v.v.t.
- had begluurd
- had begluurd
- had begluurd
- hadden begluurd
- hadden begluurd
- hadden begluurd
o.t.t.t.
- zal begluren
- zult begluren
- zal begluren
- zullen begluren
- zullen begluren
- zullen begluren
o.v.t.t.
- zou begluren
- zou begluren
- zou begluren
- zouden begluren
- zouden begluren
- zouden begluren
diversen
- begluur!
- begluurt!
- begluurd
- beglurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for begluren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
espiar | loeren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
espiar | begluren; gluren | afloeren; beloeren; bespieden; bespioneren; gluren; koekeloeren; loeren; scherp kijken; spieden; spioneren; stiekem kijken; verspieden |
mirar a escondidas | begluren; gluren | gluren; stiekem kijken |